201003459/2/H3.
Datum uitspraak: 22 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatieve Rabobank
Het Markiezaat U.A., gevestigd te Bergen op Zoom,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 februari 2010 in zaak nr. 09/2705 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom.
Bij besluit van 7 november 2008 heeft het college het verzoek van [wederpartij] om openbaarmaking van stukken betreffende de onderhandelingen tussen de gemeente Bergen op Zoom en Rabobank inzake de aankoop door de gemeente van de eigendommen van Rabobank in het Paradegebied in de gemeente afgewezen.
Bij besluit van 20 mei 2009 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2010, verzonden op 1 maart 2010, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 mei 2009 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft Rabobank bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2010, heeft Rabobank de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Het college heeft bij besluit van 7 november 2008 op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) geweigerd om gegevens openbaar te maken. Bij besluit van 20 mei 2009 heeft het college de weigering gehandhaafd voor zover het gegevens betreft die onder de werking van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob vallen.
2.3. De rechtbank heeft allereerst overwogen dat niet valt in te zien dat de gegevens die het college heeft geweigerd openbaar te maken als bedrijfs- of fabricagegegevens, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, kunnen worden aangemerkt. Daarom heeft zij het besluit op bezwaar vernietigd. Met het oog op een spoedige afhandeling van het verzoek van [wederpartij] heeft de rechtbank ook de andere beroepsgronden behandeld. Zij heeft daarbij, samengevat weergegeven, overwogen dat de weigering om de stukken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob niet deugdelijk is gemotiveerd. Omdat niet kan worden uitgesloten dat zich bij de onderwerpelijke documenten een weigeringsgrond voor openbaarmaking kan voordoen, heeft de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien, maar het college opgedragen een nieuw besluit op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
2.4. Rabobank verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het college hangende het door Rabobank ingestelde hoger beroep niet opnieuw beslist op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar. Het college heeft Rabobank bericht dat het uiterlijk op 27 april 2010 een nieuw besluit op bezwaar zal nemen. Volgens Rabobank is de aanmerkelijke kans aanwezig, althans kan niet worden uitgesloten, dat het college alsnog zal besluiten de gevraagde informatie openbaar te maken. Openbaarmaking van de gegevens, waartegen het belang van Rabobank zich verzet, kan niet ongedaan worden gemaakt, aldus Rabobank.
2.5. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet kan worden uitgesloten dat het college met een nieuwe motivering opnieuw openbaarmaking van de gegevens kan weigeren. De voorzitter acht het in het belang van een efficiënte en finale geschillenbeslechting dat het nieuwe besluit op bezwaar en de aangevallen uitspraak beide in de bodemprocedure kunnen worden beoordeeld. Daarbij is van belang dat Rabobank op nader aan te voeren gronden in hoger beroep is gekomen en dus niet heeft vermeld waarom gerede twijfel over de juistheid van de aangevallen uitspraak zou moeten bestaan. Daarom ziet de voorzitter geen aanleiding van de hoofdregel, dat gevolg moet worden gegeven aan uitspraken, af te wijken. Nu echter niet kan worden uitgesloten dat het college zal besluiten tot openbaarmaking en zal overgaan tot feitelijke openbaarmaking van de betrokken gegevens, hetgeen tot onomkeerbare gevolgen zal leiden, zal de voorzitter het verzoek in zoverre toewijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening treffen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom niet zal overgaan tot feitelijke openbaarmaking van de betrokken gegevens voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom tot vergoeding van bij de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatieve Rabobank het Markiezaat U.A. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom aan de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatieve Rabobank het Markiezaat U.A. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2010