200907338/1/M2.
Datum uitspraak: 28 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Bladel,
appellant,
het college van burgemeester en wethouders van Bladel (hierna: het college),
verweerder.
Bij besluit van 7 augustus 2009 heeft het college geweigerd aan [appellant] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer te verlenen voor een vleesvarkenshouderij aan [locatie] (ongenummerd) te [plaats]. Dit besluit is op 10 augustus 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 oktober 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Peeters, advocate te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door P.A.M. Stappaerts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Aan het bestreden besluit tot weigering van de vergunning heeft het college ten grondslag gelegd dat de aangevraagde uitbreiding van de inrichting met een stal voor 6.000 varkens op het perceel aan de [locatie] in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied, gemeente Bladel 1998, 1e herziening 2002 (hierna: het bestemmingsplan), omdat voor het desbetreffende perceel geen bouwblok is toegekend.
2.2. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte wegens strijd met het bestemmingsplan heeft geweigerd de gevraagde vergunning te verlenen.
Volgens hem is voor het desbetreffende perceel aan de [locatie] wel een bouwblok toegekend. Hij voert aan - onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 oktober 2008 in zaak nr. 200802696/1 (www.raadvanstate.nl) - dat aan de huisnummers zoals aangegeven op de plankaart bij het bestemmingsplan geen juridische betekenis toekomt, omdat deze huisnummers in de planvoorschriften niet worden verklaard. De locatie van het bouwblok op de plankaart is leidend, aldus [appellant]. Verder voert hij aan dat de maatvoering van de te bouwen stal voldoet aan de eisen die hiervoor in het bestemmingsplan zijn gesteld.
2.3. Ingevolge artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan de vergunning worden geweigerd ingeval door verlening daarvan strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan.
2.4. In de door [appellant] aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 29 oktober 2008 is overwogen, voor zover hier van belang, dat om aan een aanduiding op een plankaart juridische betekenis te geven, deze aanduiding in de planvoorschriften moet worden verklaard. Deze overweging is ingegeven door het rechtszekerheidbeginsel.
Op plankaart 2 (zuid) - betreffende detailbestemmingen - bij het bestemmingsplan zijn onder meer globale bouwblokken vermeld. Bij deze globale bouwblokken staan nummers aangegeven. Uit de legenda bij deze plankaart blijkt dat deze nummers huisnummers zijn. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat op deze wijze duidelijk vaststaat voor welke adressen een bouwblok is toegekend. In dit geval is dan ook geen sprake van een situatie die leidt tot rechtsonzekerheid. Aan de huisnummers zoals aangegeven op de desbetreffende plankaart komt in dit geval - ook zonder een verklaring daarvan in de planvoorschriften - juridische betekenis toe.
Nu uit de plankaart blijkt dat voor het perceel van [appellant] aan de [locatie] geen bouwblok is toegekend, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de aangevraagde uitbreiding van de inrichting in strijd is met het bestemmingsplan.
Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de gevraagde vergunning te weigeren.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2010