ECLI:NL:RVS:2010:BM4161

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002879/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met revisievergunning voor varkenshouderij en akkerbouwbedrijf

Op 23 februari 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venray een revisievergunning verleend aan de maatschap [vergunninghouders] voor een varkenshouderij en akkerbouwbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 26 februari 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen op 24 maart 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 26 april 2010 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren [verzoeker] en anderen aanwezig, bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M. Billekens en ing. F. Deenen. Ook de maatschap [vergunninghouders] was vertegenwoordigd door M.W.J. Verscharen.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verleende revisievergunning betreft onder andere de bouw van een nieuwe stal voor zeugen en een verbindingsruimte tussen deze stal en een bestaande stal. Het college betoogde echter dat er geen spoedeisend belang is, omdat er nog geen bouwvergunning is aangevraagd voor de nieuwbouw.

De voorzitter concludeerde dat, aangezien er nog geen bouwvergunning is verleend of aangevraagd, het geruime tijd zal duren voordat de revisievergunning in werking kan treden. Daarom was er geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De beslissing werd op 4 mei 2010 openbaar gemaakt.

Uitspraak

201002879/2/M2.
Datum uitspraak: 4 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Venray,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2010 heeft het college aan de maatschap [vergunninghouders] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkenshouderij en akkerbouwbedrijf op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 26 februari 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2010, waar [verzoeker] en anderen, in persoon en bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Billekens en ing. F. Deenen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de maatschap, vertegenwoordigd door M.W.J. Verscharen, [vergunninghouders], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.3. De bij het bestreden besluit verleende revisievergunning ziet onder meer op de bouw van een nieuwe stal voor zeugen en een verbindingsruimte tussen deze stal en een bestaande stal.
2.4. Ter zitting heeft het college betoogd dat een spoedeisend belang voor het verzoek om voorlopige voorziening ontbreekt, nu de maatschap voor de nieuwbouw nog geen bouwvergunning heeft aangevraagd.
2.4.1. Ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer, treedt, in afwijking van artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin, een besluit als bedoeld in artikel 20.6, eerste lid, in gevallen als bedoeld in artikel 8.5, tweede lid, - waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.4.2. Ter zitting is gebleken dat voor de geplande nieuwbouw binnen de inrichting nog geen bouwvergunning is verleend en ook nog niet is aangevraagd, zodat het geruime tijd zal duren voordat het besluit tot het verlenen van de revisievergunning in werking kan treden. Gelet hierop is er geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.5. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt derhalve afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2010
190-648.