200908612/1/H3.
Datum uitspraak: 12 mei 2010.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Haarlem van 10 september 2009 in zaak nr. 09/2835 in het geding tussen:
de minister van Justitie.
Bij besluit van 15 januari 2009 heeft de minister het verzoek van [appellante] om wijziging van de geslachtsnaam van haar minderjarige [kind] in [naam] afgewezen.
Bij besluit van 24 april 2009 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 10 september 2009, waarvan het proces-verbaal verzonden is op 28 september 2009, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 december 2009.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2009, waar [appellante], bijgestaan door mr. P.E. Stam, advocaat te Haarlem, en de minister, vertegenwoordigd door mr. S.L. de Koning, werkzaam bij het Ministerie van Justitie, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Ingevolge het zesde lid deelt de minister, indien hij voornemens is een voordracht te doen voor een koninklijk besluit strekkende tot inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid, dit voornemen schriftelijk mee aan de verzoeker en degene wiens geslachtsnaam is verzocht, alsmede, indien het verzoek op de geslachtsnaam van een minderjarige betrekking heeft, zijn ouders en degene aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging is verzocht, rechtstreeks ontleent. De schriftelijke mededeling van het voornemen geldt als een beschikking.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) wordt op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van de levensgezel van de ouder, indien deze persoon anders dan als ouder de minderjarige tezamen met de ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed.
Ingevolge het tweede lid is ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
Ingevolge artikel 6 kan een verzoek tot geslachtsnaamswijziging dat niet op een van de voorgaande artikelen kan worden gebaseerd, worden ingewilligd, indien de verzoeker aantoont dat het achterwege blijven van de geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de betrokkene in ernstige mate zou schaden.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de minister haar bezwaar had dienen op te vatten als een beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 6 van het Besluit.
2.2.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de minister het bezwaar van [appellante] had moeten opvatten als een beroep op de hardheidsclausule. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat [appellante] op het aanvraagformulier naamswijziging te kennen heeft gegeven een zogenoemd A1 verzoek te willen indienen, zijnde een verzoek om toepassing van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in verbinding met het tweede lid van het Besluit. Op grond van die bepalingen kan de achternaam van het kind worden gewijzigd in de naam van de partner van de ouder die het kind verzorgt en opvoedt, indien deze persoon anders dan als ouder de minderjarige tezamen met de ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed. Met haar aanvraag heeft [appellante] derhalve geen beroep gedaan op de hardheidsclausule. Dat kan ook worden afgeleid uit het feit dat noch bij het verzoek, noch in de besluitvormingsfase een rapport van een onafhankelijke deskundige is overgelegd, wat volgens de door de minister ten aanzien van de toepassing van de hardheidsclausule gehanteerde Bijsluiter bij aanvragen om geslachtsnaamswijziging (hierna: de Bijsluiter) wel is vereist. Naar aanleiding van hetgeen door [appellante] daarover in hoger beroep is aangevoerd, overweegt de Afdeling dat stukken houdende voornemens of standpunten van een behandelend psycholoog niet kunnen worden aangemerkt als het rapport van een onafhankelijke deskundige. De in bezwaar door [appellante] aangevoerde omstandigheid dat het leuk voor [kind] zou zijn dat haar achternaam gewijzigd zou kunnen worden, dat [appellante] teleurgesteld is en dat zij niet weet hoe zij haar dochter moet vertellen dat de naamswijziging door de minister is afgewezen heeft de rechtbank voorts terecht niet opgevat als een beroep op de hardheidsclausule.
2.3. In hoger beroep heeft [appellante] alsnog een beroep op de in artikel 6 van het Besluit opgenomen hardheidsclausule gedaan. De afwijzing van het verzoek om geslachtsnaamswijziging heeft ernstige schade van de geestelijke gezondheid van [kind] tot gevolg, aldus [appellante]. Aangezien hiermee niet een grond is aangevoerd tegen de uitspraak van de rechtbank kan deze mededeling niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Desgewenst kan [appellante] alsnog een nieuwe aanvraag indienen waarin een beroep op de hardheidsclausule wordt gedaan.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.