ECLI:NL:RVS:2010:BM5597

Raad van State

Datum uitspraak
26 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808216/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • W.J. Deetman
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan voor tankstation aan de Rijksweg Zuid te Elst

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 mei 2010 uitspraak gedaan over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Tankstation Rijksweg Zuid Elst" door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Het college had op 19 september 2008 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de gemeenteraad van Overbetuwe was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten, waaronder een buurtvereniging, beroep ingesteld. Zij betoogden dat het plan in strijd was met een goede ruimtelijke ordening en dat er onvoldoende rekening was gehouden met verkeerskundige en natuuraspecten. Ook werd aangevoerd dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan niet was aangetoond, vooral omdat de beoogde huurder van het tankstation zich had teruggetrokken.

De Afdeling heeft de zaak op 11 maart 2010 ter zitting behandeld. De appellanten stelden dat het college niet zorgvuldig had gehandeld door de financieel-economische haalbaarheid niet nader te onderzoeken, vooral gezien de mededelingen van de initiatiefnemers. Het college verdedigde zijn besluit door te stellen dat er voldoende onderzoek was gedaan naar alternatieve locaties en dat de risico's van externe veiligheid verwaarloosbaar waren. De raad van de gemeente Overbetuwe voegde toe dat de landschappelijke inpassing en de verkeerssituatie adequaat waren onderzocht.

De Afdeling oordeelde echter dat het college ten onrechte had geoordeeld dat het plan met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid. De beroepen van de appellanten werden gegrond verklaard, het besluit van het college werd vernietigd en goedkeuring aan het plan werd onthouden. De Afdeling oordeelde dat het college onvoldoende had aangetoond dat de realisatie van het tankstation niet in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening, en dat de proceskosten van de appellanten door het college vergoed moesten worden.

Uitspraak

200808216/1/R2.
Datum uitspraak: 26 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de vereniging Buurtvereniging Leefbaar Reeth en anderen, gevestigd respectievelijk wonend te Elst, gemeente Overbetuwe,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2008, nummer 2008-003105, heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Overbetuwe (hierna: de raad) bij besluit van 29 januari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Tankstation Rijksweg Zuid Elst".
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2008, en de vereniging Buurtvereniging Leefbaar Reeth en anderen (hierna: de buurtvereniging en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2008, beroep ingesteld. [appellanten sub 1] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 11 december 2008. De buurtvereniging en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 9 december 2008.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellanten sub 1], de buurtvereniging en anderen, en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben ook [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hun zienswijze op het deskundigenbericht naar voren gebracht.
[appellanten sub 1] en [belanghebbende A] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2010, waar [appellanten sub 1], bijgestaan door mr. D.R. de Poorter, advocaat te Nijmegen, de buurtvereniging en anderen, vertegenwoordigd door [bestuurslid], en het college, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.G.P. van Gent-Janssen, werkzaam bij de gemeente, [belanghebbende B], en [belanghebbende A], vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en drs. J.E.A. Folkers.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de vestiging van een tankstation aan de Rijksweg Zuid te Elst. [belanghebbende B] en [belanghebbende A] hebben gronden in het plangebied aangekocht met het oog op het realiseren van een tankstation. Het plangebied ligt ten noorden van de Rijksweg A15 en de spoorlijn van de Betuweroute. Het college heeft het plan goedgekeurd.
2.3. [appellanten sub 1] en de buurtvereniging en anderen betogen dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, dat geen deugdelijke belangenafweging is gemaakt, dat het plan berust op een ondeugdelijk locatieonderzoek en dat de landschappelijke inpassing onvoldoende is verzekerd. Zij voeren aan dat verkeerskundige en natuuraspecten niet juist in de besluitvorming zijn betrokken. Voorts is het aspect externe veiligheid niet op correcte wijze onderzocht, aldus [appellanten sub 1] en de buurtvereniging en anderen.
[appellanten sub 1] en de buurtvereniging en anderen stellen daarnaast dat de financieel-economische uitvoerbaarheid niet is aangetoond. Zij voeren aan dat het college is voorbij gegaan aan hun bedenking dat [belanghebbende B] als initiatiefnemer heeft medegedeeld dat het plan in de huidige vorm niet uitvoerbaar zal zijn en dat de beoogde huurder van het tankstation zich heeft teruggetrokken. Het feit dat ooit een bankgarantie is afgegeven, leidt volgens hen niet automatisch tot een andere conclusie. Bovendien was het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe al op de hoogte van de mededeling van [belanghebbende B] voordat de raad het plan vaststelde, aldus [appellanten sub 1] en de buurtvereniging en anderen.
2.4. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in een privaatrechtelijke overeenkomst is geregeld dat de bouw van het tankstation pas mag plaatsvinden nadat het op te stellen beplantingsplan door het gemeentebestuur is goedgekeurd. Aan de oostzijde van het tankstation kan geen groenvoorziening worden aangebracht omdat daar de ontsluiting is voorzien. Het aantal voertuigen dat in de verkeersprognoses is genoemd, zal volgens het college niet leiden tot een verkeersonveilige situatie. Voorts heeft de raad voldoende onderzoek gedaan naar alternatieve locaties. De keuze voor onderhavige locatie is daarop gebaseerd en is, naar de mening van het college, aanvaardbaar. Tevens is uitgebreid onderzoek gedaan naar de aspecten van externe veiligheid. De resultaten hiervan staan niet in de weg aan het plan. Wat betreft de financieel-economische uitvoerbaarheid stelt het college dat met de initiatiefnemers een realisatieovereenkomst is aangegaan, waarin is opgenomen dat voor het tankstation bankgaranties zullen worden gesteld. De uitvoerbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd, aldus het college.
2.5. De raad stelt dat verschillende locaties zijn onderzocht en dat sinds 1996 overeenstemming is over de gekozen locatie. De landschappelijke inpassing is in de voorschriften geregeld en in de realisatieovereenkomst vastgelegd. Voorts zal het tankstation volgens de raad niet leiden tot extra verkeer of nieuwe verkeersstromen. Er is voldoende onderzoek gedaan naar de eventueel aanwezige natuurwaarden. Bij de uitvoering van het plan zal rekening worden gehouden met de bepalingen van de Flora- en faunawet. Tevens is ten behoeve van het plan onderzoek gedaan naar aspecten van externe veiligheid. Uit dit onderzoek is gebleken dat de risico's verwaarloosbaar zijn, aldus de raad. Voor de financieel-economische uitvoerbaarheid bieden, wat het gemeentebestuur betreft, de realisatieovereenkomst en het gesloten addendum voldoende zekerheid.
2.6. De plantoelichting vermeldt in hoofdstuk 7 - Economische achtergrond dat tussen de aanvrager (het samenwerkingsverband tussen [belanghebbende B] en [belanghebbende A]) en de gemeente Overbetuwe nadere afspraken zijn gemaakt over de kosten van de noodzakelijke reconstructie van het kruispunt Reethsestraat/Wolfhoeksestraat met de Rijksweg Zuid.
2.6.1. Nu [appellanten sub 1] gemotiveerd in hun bedenkingen naar voren hebben gebracht dat [belanghebbende B] het plan zoals dat is vastgesteld, vanuit bedrijfseconomisch oogpunt niet haalbaar achtte, had het college naar het oordeel van de Afdeling in dit geval aanleiding moeten zien om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan nader te onderzoeken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de stukken uit mei en juli 2008 die [appellanten sub 1] en de buurtvereniging en anderen naar voren hebben gebracht, dit standpunt is vermeld. Hierbij is volgens [belanghebbende B] van belang dat hij en [belanghebbende A] als ontwikkelaars veel kosten zullen moeten maken voor bijvoorbeeld het aanpassen van de verkeerssituatie ter plaatse terwijl de mogelijke opbrengsten worden beperkt door onder meer de maximaal toegestane oppervlakte van 100 m² bruto voor detailhandelsactiviteiten.
Tevens hebben [appellanten sub 1] er in hun bedenkingen op gewezen dat op korte afstand van het plangebied zich reeds een aantal tankstations bevindt, hetgeen eveneens effect zou kunnen hebben op de financieel-economische haalbaarheid van het plan.
Nu de beoogde huurder van het voorziene tankstation na contact met [belanghebbende B] en met het gemeentebestuur bovendien bij brief van 24 januari 2008 aan [belanghebbende B] heeft laten weten niet meer geïnteresseerd te zijn in de huur van het voorziene tankstation, had nader onderzoek naar de financieel-economische uitvoerbaarheid in de rede gelegen. Nu het college dit heeft nagelaten, is het besluit omtrent goedkeuring niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
2.7. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de gronden op de plankaart aangewezen voor "Tankstation" onder meer bestemd voor de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen, mede in verband met de afscherming van het tankstation in het landschap.
Ingevolge het tweede lid, onder b, sub 2, van dat artikel zullen er bomen worden geplant waardoor het tankstation vanuit de buurtschap Reeth volledig aan het zicht onttrokken wordt en het zicht op het tankstation vanuit de open ruimte tussen Reeth en Elst geminimaliseerd wordt.
Ingevolge het tweede lid, onder b, sub 3, van dat artikel worden de taluds zorgvuldig aangeplant, daartoe wordt een beplantingsplan opgesteld.
2.7.1. De Rijksweg Zuid ligt ter plaatse van het plangebied ongeveer zeven meter hoger dan de woningen aan de Reethsestraat en Wolfhoeksestraat. De gronden waarop het tankstation zal worden gerealiseerd, zullen ook worden opgehoogd tot die hoogte.
Het deskundigenbericht vermeldt dat het in verband met de voorziene ontsluiting niet waarschijnlijk is dat er aan de oostzijde van het tankstation zodanige bomen kunnen worden geplant dat het tankstation geheel uit het zicht van de buurtschap kan worden onttrokken.
2.7.2. Het plan verzekert niet dat realisatie van het tankstation niet mogelijk is alvorens de daadwerkelijke afscherming daarvan is gerealiseerd. Hetgeen over het beplantingsplan in de privaatrechtelijke realisatieovereenkomst is opgenomen, is hiervoor onvoldoende. Het vorenstaande klemt te meer nu uit de in 2.7 vermelde planvoorschriften volgt dat het tankstation binnen de planperiode volledig aan het zicht moet worden onttrokken van de woningen die tot de buurtschap Reeth behoren, terwijl gezien hetgeen hierover in het deskundigenbericht is vermeld, te betwijfelen valt of dit mogelijk is. De Afdeling is dan ook van oordeel dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat het plan met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.8. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en wegens strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb te worden vernietigd.
Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het plan.
2.9. Gezien het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellanten sub 1] en de buurtvereniging en anderen geen bespreking.
2.10. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 19 september 2008, kenmerk 2008-003105;
III. onthoudt goedkeuring aan het plan;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij
- [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.342,85 (zegge: tweeduizend driehonderdtweeënveertig euro en vijfentachtig cent), waarvan € 805,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- de vereniging Buurtvereniging Leefbaar Reeth en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 37,85 (zegge: zevenendertig euro en vijfentachtig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van
- € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 1], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander; en
- € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor de vereniging Buurtvereniging Leefbaar Reeth en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2010
425-545.