ECLI:NL:RVS:2010:BM6428

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907777/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke handhaving en vernietiging van besluit college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op 5 november 2008 besloten om het verzoek van [appellant] om bestuurlijke handhavingsmaatregelen niet in behandeling te nemen. Dit besluit werd later gedeeltelijk gegrond verklaard op 1 september 2009, maar [appellant] ging hiertegen in beroep. De Raad van State heeft de zaak op 2 juni 2010 behandeld. Tijdens de zitting op 7 mei 2010 waren zowel [appellant] als vertegenwoordigers van het college en [vergunninghouder] aanwezig. De Raad van State oordeelde dat het college in het bestreden besluit geen adequate consequenties had getrokken uit het gegrond verklaren van de bezwaren van [appellant]. De Raad stelde vast dat het college niet had voldaan aan de vereisten van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, wat leidde tot de vernietiging van het besluit van 1 september 2009. De Raad droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht.

Uitspraak

200907777/1/M2.
Datum uitspraak: 2 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2008 heeft het college besloten het verzoek van [appellant] om bestuurlijke handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van [vergunninghouder] gelegen aan de [locatie] te [plaats], niet in behandeling te nemen.
Bij besluit van 1 september 2009, verzonden op 4 september 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en alsnog op het verzoek besloten. Hierbij heeft het college voor zover het verzoek betrekking heeft op het niet in overeenstemming met het Besluit landbouw milieubeheer verrichten van activiteiten en het in strijd met de Wet milieubeheer in werking zijn van de inrichting, het bezwaar gegrond verklaard. Voor het overige heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 oktober 2009, beroep ingesteld.
[vergunninghouder], [appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof en het college, vertegenwoordigd door M.L.K. Hendrikx, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is h[vergunninghouder] vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van Heijningen, advocaat te 's-Hertogenbosch, en [gemachtigde] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag van het bestreden besluit een heroverweging daarvan plaats.
Ingevolge het tweede lid herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
2.2. [appellant] heeft aangevoerd dat het college in het bestreden besluit ten onrechte geen consequentie heeft getrokken uit het gegrond verklaren van zijn bezwaren. Volgens hem had het college met het bestreden besluit bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen moeten nemen.
2.2.1. Het college stelt conform het gehanteerde handhavingsbeleid gelijktijdig met het bestreden besluit een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan [vergunninghouder] te hebben toegezonden.
2.2.2. Het college heeft bij het bestreden besluit van 1 september 2009 het bezwaar van [appellant] gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college verwijst daarbij naar zijn brief van 1 september 2009 gericht aan [vergunninghouder], waarin een voornemen tot handhaving bekend wordt gemaakt.
Deze brief omvat slechts een vooraanschrijving met betrekking tot een last onder dwangsom en kan niet worden aangemerkt als een nieuw besluit als bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beroepsgrond treft doel.
2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 1 september 2009 dient wegens strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 1 september 2009, kenmerk 08-151/HL24a;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 684,35 (zegge: zeshonderdvierentachtig euro vijfendertig), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2010
315.