ECLI:NL:RVS:2010:BM6434

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908079/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bestuursdwang met betrekking tot agrarisch bedrijf

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Montfoort op 31 maart 2009 een verzoek om toepassing van bestuursdwang met betrekking tot een agrarisch bedrijf afgewezen. Het verzoek was ingediend door [appellant], die zich benadeeld voelde door de situatie op het perceel [locatie] te [plaats]. Na de afwijzing van het verzoek heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 25 augustus 2009 ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in november 2009.

De zaak is behandeld op 7 mei 2010, waar [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling en het college door A. den Braven en S.R. Visser. [appellant] stelde dat het college niet had mogen volstaan met een last onder dwangsom, maar dat bestuursdwang had moeten worden toegepast, omdat hij gezondheidsschade had opgelopen door de voortdurende overtredingen. Het college verdedigde zich door te stellen dat er al een last onder dwangsom was opgelegd en dat de overtreding inmiddels was opgeheven.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de keuze voor het instrument van de dwangsom in dit geval geen afzonderlijke motivering behoeft. Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht biedt bestuursorganen de keuze om een last onder dwangsom op te leggen, mits dit niet in strijd is met de belangen die door de wet worden beschermd. De Afdeling concludeerde dat de gezondheidsklachten van [appellant] niet in de weg stonden aan de keuze van het college voor een last onder dwangsom. Uiteindelijk werd het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200908079/1/M2.
Datum uitspraak: 2 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Montfoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2009 heeft het college het verzoek om toepassing van bestuursdwang met betrekking tot het agrarisch bedrijf van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 25 augustus 2009, verzonden op 9 september 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 20 november 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling en het college vertegenwoordigd door A. den Braven en S.R. Visser, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] voert aan dat het college niet had mogen volstaan met het opleggen van een last onder dwangsom. Volgens hem had het college de reeds opgelegde last in bestuursdwang moeten omzetten omdat hij door de voortdurende overtredingen gezondheidsschade heeft opgelopen. De omstandigheid dat het op 6 mei 2009 opleggen van een nieuwe last onder dwangsom tot beëindiging van de overtreding heeft geleid, doet daar volgens hem niet aan af. [appellant] stelt in het kader van een door hem gevoerde civiele procedure nog steeds belang te hebben bij een beoordeling van het bestreden besluit.
2.1.1. Het college stelt dat ten tijde van het indienen van het verzoek om toepassing van bestuursdwang al een last onder dwangsom was opgelegd. De keuze voor het toepassen van een last onder dwangsom dan wel bestuursdwang is volgens het college een discretionaire bevoegdheid. Bovendien was de overtreding ten tijde van het bestreden besluit reeds opgeheven en is het bedrijf inmiddels naar een andere locatie verplaatst.
2.1.2. De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat het college heeft gekozen voor het instrument van de dwangsom en niet voor het aanzeggen van bestuursdwang geen afzonderlijke motivering behoeft. Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht biedt het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het toepassen van bestuursdwang de keuze voor het opleggen van een last onder dwangsom, met dien verstande dat voor het opleggen van een dwangsom niet wordt gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet. Dit laatste is niet het geval nu niet valt in te zien dat de belangen die worden beschermd door de grenzen die in de Wet milieubeheer vergunning aan de hoeveelheid te houden vee zijn gesteld aan de oplegging van een dwangsom in de weg staan. De door [appellant] gestelde gezondheidsklachten kunnen hier niet aan af doen.
2.2. Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2010
315.