ECLI:NL:RVS:2010:BM6446

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908290/5/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • I.M. van der Heijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de uitspraak van de Raad van State inzake bestemmingsplan Oostelijke Handelskade 4

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei 2010 uitspraak gedaan over het verzet van de besloten vennootschap Balu B.V., handelend onder de naam Panama, tegen een eerdere uitspraak van 15 maart 2010. In die eerdere uitspraak werden de beroepen van appellanten tegen het besluit van de stadsdeelraad Zeeburg van 15 september 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oostelijke Handelskade 4" gegrond verklaard. Panama heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij stelde dat het bestemmingsplan tot stand was gekomen na uitvoerig onderzoek en dat er een onjuiste plankaart was gevoegd bij het plan.

De Afdeling heeft het verzet behandeld op 17 mei 2010. Panama was vertegenwoordigd door mr. R. Verduijn, advocaat te Amsterdam. De Afdeling heeft overwogen dat het bestemmingsplan aan de gronden van het perceel Oostelijke Handelskade 4 de bestemming "Horeca (H)" had toegekend, maar dat de stadsdeelraad niet had onderkend dat dit gebruik als discotheek mogelijk maakte. De Afdeling oordeelde dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft het besluit vernietigd.

In het verzet voerde Panama aan dat de Afdeling niet zonder meer had mogen oordelen dat de beroepen kennelijk gegrond waren, zonder toepassing te geven aan de bestuurlijke lus of zelf in de zaak te voorzien. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de beroepen terecht gegrond waren verklaard en dat het verzet ongegrond was. De Afdeling benadrukte dat de verzetprocedure zich richtte op de vraag of terecht tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan en dat Panama niet betwistte dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd met de zorgvuldigheid was genomen.

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de eerdere beslissing en verklaarde het verzet ongegrond, waarbij de procedure in naam der Koningin werd voortgezet.

Uitspraak

200908290/5/R1.
Datum uitspraak: 28 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Balu B.V., handelend onder de naam Panama (hierna: Panama), gevestigd te Amsterdam,
opposante.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 15 maart 2010, nr. 200908290/3/R1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling de beroepen van [appellanten] tegen het besluit van de stadsdeelraad Zeeburg van 15 september 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oostelijke Handelskade 4", gegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Panama bij brief, per faxbericht bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2010, verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 17 mei 2010, waar Panama, vertegenwoordigd door mr. R. Verduijn, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In het bestemmingsplan is aan de gronden van het perceel Oostelijke Handelskade 4 de bestemming "Horeca (H)" met de aanduiding "functiescheidingslijn" en de aanduidingen "h≤VI" toegekend. In de uitspraak van 15 maart 2010 heeft de Afdeling overwogen dat, anders dan blijkens de plantoelichting, het vaststellingsbesluit en de aanduiding "functiescheidingslijn" op de plankaart is beoogd, op de plankaart aan het gehele plangebied de aanduiding "h≤VI" is toegekend en dat de stadsdeelraad niet heeft onderkend dat daarmee, anders dan beoogd, het gebruik als discotheek ter plaatse van het bestaande restaurant mogelijk is gemaakt alsmede dat het plan niet voorziet in de beoogde ontsluitingsroute ter plaatse ten behoeve van de discotheek. Gelet hierop heeft de Afdeling het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd geacht met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid in de zin van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en dat besluit vernietigd.
2.2. In verzet voert Panama aan dat het bestemmingsplan tot stand is gekomen na uitvoerig onderzoek naar alle relevante aspecten, maar dat na de vaststelling van het plan een onjuiste plankaart bij het plan is gevoegd en ter inzage is gelegd. Hoewel de Afdeling volgens Panama terecht heeft vastgesteld dat blijkens de plankaart is voorzien in horeca in de zwaarste categorie voor het gehele plangebied, had dit volgens Panama niet uitsluitend mogen leiden tot het oordeel dat de beroepen kennelijk gegrond zijn. Zij stelt zich op het standpunt dat de Afdeling de beroepen niet kennelijk gegrond had mogen verklaren zonder tevens toepassing te geven aan de zogenoemde bestuurlijke lus in de zin van artikel 8:51a van de Awb dan wel met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, zo nodig na behandeling van de zaak op een zitting.
2.3. Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, in samenhang met artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, kan de Afdeling, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. zij kennelijk onbevoegd is,
b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c. het beroep kennelijk ongegrond is, of
d. het beroep kennelijk gegrond is.
2.4. De verzetprocedure is uitsluitend gericht op de vraag of terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgaan, in dit geval op de grond dat de beroepen kennelijk gegrond zijn, en derhalve of aan het kennelijkheidsvereiste is voldaan.
2.5. Panama bestrijdt niet dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid in de zin van artikel 3:2 van de Awb en dat de beroepen om die reden gegrond zijn. Anders dan Panama betoogt, volgt uit artikel 8:54 van de Awb niet dat de beroepen in dit geval eerst na vereenvoudigde behandeling kennelijk gegrond mochten worden verklaard indien tevens toepassing was gegeven aan de discretionaire bevoegdheden om het bestuursorgaan in de gelegenheid te stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen dan wel om zelf in de zaak voorzien, daargelaten of toepassing van deze laatste bevoegdheid, in die zin dat de Afdeling zelfvoorziend een nieuw (digitaal) bestemmingsplan vaststelt, niet te verstrekkend moet worden geacht. Hetgeen Panama in verzet heeft aangevoerd, geeft derhalve geen grond voor het oordeel dat Afdeling de beroepen bij voormelde uitspraak ten onrechte na vereenvoudigde behandeling gegrond heeft verklaard. Overigens betwijfelt de Afdeling of de met het verzet beoogde hervatting van de bodemprocedure, aangenomen dat daarin door de Afdeling toepassing wordt gegeven aan de zogenoemde bestuurlijke lus, de door Panama gewenste versnelling van de procedure met zich zou brengen, nu naar aanleiding van de uitspraak waarvan verzet reeds een nieuw plan is vastgesteld.
2.6. Het verzet is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van der Heijden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2010
516.