ECLI:NL:RVS:2010:BM6467

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903570/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • H. Borstlap
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van revisievergunning voor sier- en watervogelkwekerij in Kapel Avezaath

Op 2 juni 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een revisievergunning aan Betuwemeer Tiel B.V. voor een sier- en watervogelkwekerij aan het Laageinde 13 te Kapel Avezaath. Het college van burgemeester en wethouders van Tiel had op 21 april 2009 deze vergunning verleend, maar tegen dit besluit hebben twee appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beroep ingesteld. De appellanten voerden aan dat de geluidsvoorschriften van de vergunning niet toereikend waren om geluidshinder te beperken en dat de geluidsgrenswaarden niet naleefbaar waren.

De Raad van State oordeelde dat het besluit van 25 augustus 2009, dat de geluidsvoorschriften wijzigde, niet op de juiste wijze was voorbereid volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling stelde vast dat het college niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure had gevolgd, wat in strijd met de wet was. Dit gebrek kon niet worden gepasseerd, omdat niet was aangetoond dat belanghebbenden hierdoor niet waren benadeeld. De beroepen van de appellanten werden gegrond verklaard, en zowel het besluit van 21 april 2009 als het besluit van 25 augustus 2009 werden vernietigd.

Daarnaast werd het college van burgemeester en wethouders van Tiel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die respectievelijk € 1.032,00 en € 966,00 ontvingen voor de gemaakte kosten in verband met de rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de naleving van de wettelijke procedures bij het verlenen van vergunningen.

Uitspraak

200903570/1/M2.
Datum uitspraak: 2 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Tiel, verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Betuwemeer Tiel B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een sier- en watervogelkwekerij aan het Laageinde 13 te Kapel Avezaath. Dit besluit is op 27 april 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 14 september 2009. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brieven van 27 juli 2009 en 14 september 2009.
Bij besluit van 25 augustus 2009 heeft het college het besluit van 21 april 2009 gewijzigd.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2010, waar [appellant sub 1 A] in persoon en bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, [appellant sub 2] in persoon en bijgestaan door mr. N. Strikwerda, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Stoelwinder en O.H.P. Winkler-Bouwmans, beiden werkzaam bij de gemeente, en R.J. van der Sluiszen, werkzaam bij de Milieudienst Zuidoost Utrecht, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Betuwemeer Tiel B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Molenaar, advocaat te Arnhem, en L.H. Klein Nibbelink, als partij gehoord.
2. Overwegingen
Het besluit van 25 augustus 2009
2.1. Ingevolge artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) brengt het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb wordt, indien een bestuursorgaan een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 6:18, het bezwaar of beroep mede geacht te zijn gericht tegen het nieuwe besluit, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
Ingevolge artikel 6:22 van de Awb kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
2.2. Bij besluit van 25 augustus 2009 heeft het college de geluidsvoorschriften van de bij het besluit van 21 april 2009 verleende revisievergunning gewijzigd. Dit besluit komt niet geheel tegemoet aan de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Gelet de artikelen 6:18, eerste lid, en 6.19, eerste lid, van de Awb moeten de beroepen mede worden geacht te zijn gericht tegen het besluit van 25 augustus 2009.
2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen onder meer dat het besluit van 25 augustus 2009 ten onrechte niet met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb tot stand is gekomen.
2.3.1. Het besluit van 25 augustus 2009 strekt tot ambtshalve wijziging van de geluidsvoorschriften van de vergunning van 21 april 2009 en moet derhalve worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 8.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
Ingevolge artikel 8.23, derde lid, in samenhang met artikel 8.6 van de Wet milieubeheer is op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 8.23, eerste lid, afdeling 3.4 van de Awb van toepassing.
Vast staat dat het besluit niet is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, zodat het in strijd met de wet tot stand is gekomen.
Anders dan het college betoogt, kan dit gebrek niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, aangezien niet is gebleken dat belanghebbenden hierdoor niet zijn benadeeld.
2.3.2. De beroepen, voor zover gericht tegen het besluit van 25 augustus 2009, zijn gegrond. Het besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden tegen dit besluit behoeven geen bespreking.
Het besluit van 21 april 2009
2.4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben tegen het besluit van 21 april 2009 tot verlening van een revisievergunning onder andere gronden over geluidshinder aangevoerd. Zij betogen in dat verband onder meer - en kort samengevat - dat de geluidsvoorschriften van de vergunning niet toereikend zijn om geluidshinder in voldoende mate te beperken en dat de opgenomen geluidsgrenswaarden niet naleefbaar zijn.
2.4.1. Het college heeft in paragraaf 2 van de voorschriften voorschriften gesteld ter beperking van geluidshinder, waaronder geluidsgrenswaarden en gedragsvoorschriften. Blijkens het besluit van 25 augustus 2009 en de aanbiedingsbrief daarvan is het college van mening dat mede naar aanleiding van een aanvullend geluidsonderzoek van de Milieudienst Zuidoost Utrecht van augustus 2009 de geluidsvoorschriften van de vergunning moeten worden gecorrigeerd. Sommige uitgangspunten van het akoestisch onderzoek dat bij de aanvraag om vergunning behoort, bleken niet juist te zijn, aldus het college in de aanbiedingsbrief.
De Afdeling leidt hieruit af dat het besluit van 21 april 2009 in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Aangezien het geluidsaspect mede bepalend is voor de vraag of vergunning kan worden verleend, regardeert dit het gehele besluit.
2.4.2. De beroepen, voor zover gericht tegen het besluit van 21 april 2009, zijn gegrond. Het besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden tegen dit besluit behoeven geen bespreking.
Proceskosten
2.5. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tiel van 21 april 2009, kenmerk 62854;
vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tiel van 25 augustus 2009;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tiel tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.032,00 (zegge: duizend tweeëndertig euro), waarvan € 966,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tiel tot vergoeding van bij [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tiel aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellanten sub 2] vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2010
190-628.