ECLI:NL:RVS:2010:BM7097

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906774/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van voorschriften in revisievergunning voor kunststofverwerking door Naff B.V. in Rucphen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 juni 2010 uitspraak gedaan over de revisievergunning die op 21 juli 2009 door het college van burgemeester en wethouders van Rucphen aan Naff B.V. was verleend. De vergunning betrof een inrichting voor het vervaardigen en verwerken van kunststoffen aan de Nijverheidsstraat 2 en 3 te Rucphen. De vergunning bevatte voorschriften die gericht waren op het beperken van geluidshinder. Tegen deze vergunning hebben zowel een appellant als Naff B.V. beroep ingesteld. De appellant betoogde dat de voorschriften niet toereikend waren om geluidhinder te beperken, terwijl Naff B.V. stelde dat de voorschriften niet nodig waren voor de bescherming van het milieu.

Tijdens de zitting op 13 april 2010 werd duidelijk dat er onduidelijkheden waren over de voorschriften 2.5.7 en 2.5.8 van de vergunning. De Afdeling oordeelde dat het college een verkeerde versie van voorschrift 2.5.7 aan de vergunning had verbonden, wat leidde tot de conclusie dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was genomen. De Afdeling vernietigde het besluit voor zover het de genoemde voorschriften betrof en stelde nieuwe, duidelijkere voorschriften vast. Voorschrift 2.5.7 werd aangepast om de geluidshinder beter te beperken door specifieke deuren aan te wijzen die geopend mochten worden, terwijl voorschrift 2.5.8 werd gewijzigd om te vereisen dat de contactpunten van de heftrucklepels voorzien moesten zijn van isolerend rubber.

De Afdeling heeft ook bepaald dat het college de proceskosten van de appellanten moest vergoeden, evenals het griffierecht dat door hen was betaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2010.

Uitspraak

200906774/1/M2.
Datum uitspraak: 9 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Naff B.V., gevestigd te Rucphen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2009 heeft het college aan Naff B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het vervaardigen en verwerken van kunststoffen aan de Nijverheidsstraat 2 en 3 te Rucphen. Dit besluit is op 30 juli 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2009, en Naff B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2009, beroep ingesteld. Naff B.V. heeft haar beroep aangevuld bij brief van 8 oktober 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2010, waar
[appellant sub 1] in persoon en bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum,
Naff B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door ing. M.L.M. Sijmens, werkzaam bij de gemeente, en ing. R.E.S.S. Vliex, werkzaam bij de Regionale Milieudienst West-Brabant, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Er zijn nog stukken ontvangen van Naff. B.V. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Met toestemming van partijen is afgezien van verdere behandeling van de zaak ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. De beroepen van [appellant sub 1] en Naff B.V. richten zich tegen de voorschriften 2.5.7 en 2.5.8 van de bij het bestreden besluit verleende revisievergunning.
2.2. Ingevolge artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken.
2.3. Voorschrift 2.5.7 luidt als volgt:
"Uitgezonderd 2 deuren aan de westzijde van de productiehal en de deur in de zuidgevel, welke bedoeld worden op bladzijde 4 van het akoestisch onderzoek van AV Consulting B.V., d.d. 27 november 2008, dat deel uitmaakt van de beschikking, dienen deuren en ramen in de buitengevel van de gebouwen tijdens lawaaimakende werkzaamheden, gesloten worden gehouden. Deuren mogen slechts worden geopend voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen.
De twee deuren aan de westzijde van de productiehal dienen gedurende 8 uur in de dag- en gedurende 3 uur in de avondperiode te zijn afgesloten met snelsluitdeuren, deze mogen slechts worden geopend voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen. De overige perioden van de dag dienen deze deuren, tijdens lawaaimakende werkzaamheden, gesloten worden gehouden.
De deur in de zuidgevel mag gedurende 4 uur in de dagperiode zijn geopend voor de doorvoer van producten. De overige tijd dient deze deur gesloten worden gehouden. De deur mag slechts worden geopend voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen."
2.4. [appellant sub 1] betoogt - kort samengevat - dat dit voorschrift niet toereikend is om geluidhinder voldoende te beperken. Hij stelt in dat verband onder meer dat aan de westzijde van de productiehal vier deuren zijn voorzien.
Naff B.V. betoogt - kort samengevat - dat het voorschrift niet nodig is in belang van de bescherming van het milieu.
2.5. Het college heeft in het verweerschrift vermeld - en ter zitting bevestigd - dat abusievelijk een verkeerde versie van voorschrift 2.5.7 aan de vergunning is verbonden. De Afdeling leidt hieruit af dat het bestreden besluit, voor zover het dit voorschrift betreft, niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen. Verder wordt uit dit voorschrift niet duidelijk op welke deuren aan de westzijde het betrekking heeft. Het voorschrift is in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.
Gelet op het vorenstaande moet het bestreden besluit, wat voorschrift 2.5.7 betreft, worden vernietigd.
2.5.1. In het akoestisch rapport van AV Consulting B.V. van 27 november 2008, dat bij de aanvraag en het bestreden besluit behoort, is er vanuit gegaan dat - kort gezegd - twee deuren aan de westgevel en één deur aan de zuidgevel van de productiehal gedurende een bepaald aantal uren per dag zijn geopend en de overige deuren gesloten blijven, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen. De in de vergunning opgenomen geluidgrenswaarden zijn mede bepaald en afgestemd op deze situatie. Een voorschrift waarin deze situatie nader wordt uitgewerkt en vastgelegd, kan dan ook in redelijkheid nodig en in zoverre toereikend worden geacht ter beperking van geluidhinder.
2.5.2. Ter zitting is gebleken dat de geluidhinder het meest wordt beperkt indien niet de twee meest noordelijke, zoals door het college is voorgesteld, maar de twee meest zuidelijke deuren in de westgevel worden gebruikt voor het gedurende langere perioden aan- en afvoeren van goederen. Blijkens het nader ingediend stuk van Naff B.V. stuit deze bedrijfsvoering niet op bezwaren. Gelet op het vorenstaande zal de Afdeling ten aanzien van voorschrift 2.5.7 op na te melden wijze in de zaak voorzien.
2.6. Voorschrift 2.5.8 luidt als volgt:
"Tijdens het rijden van de heftrucks over het bedrijfsterrein dienen bij onbeladen heftrucks het rammelen van de lepels te worden beperkt door deze te belasten met een pallet of dergelijke."
2.6.1. Het college heeft in het verweerschrift vermeld - en ter zitting bevestigd - dat hij voornemens is voorschrift 2.5.8 ambtshalve te wijzigen, in die zin dat de contactpunten van de lepels van de heftrucks moeten zijn voorzien van isolerend, duurzaam rubber.
De Afdeling leidt hieruit af dat het bestreden besluit, voor zover het dit voorschrift betreft, niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen.
Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
Ter zitting is gebleken dat partijen het eens zijn over de redactie van een nieuw voorschrift 2.5.8. De Afdeling zal ten aanzien van dit voorschrift dienovereenkomstig in de zaak voorzien.
2.7. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1] en Naff B.V. op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van college van burgemeester en wethouders van Rucphen van 21 juli 2009, voor zover het de voorschriften 2.5.7 en 2.5.8 betreft;
III. bepaalt dat voorschrift 2.5.7 als volgt komt te luiden:
"Uitgezonderd de twee zuidelijke overheaddeuren in de westgevel van de productiehal en de overheaddeur in de zuidgevel, dienen deuren en ramen in de buitengevel van de gebouwen gesloten te worden gehouden, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen.
De twee zuidelijke overheaddeuren in de westgevel van de productiehal mogen gedurende acht uur in de dag- en gedurende drie uur in de avondperiode zijn geopend. De snelsluitdeuren dienen dan gesloten te zijn, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen. De overige tijd dienen de twee zuidelijke overheaddeuren gesloten te worden gehouden, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen.
De overheaddeur in de zuidgevel mag gedurende vier uur in de dagperiode zijn geopend. De overige tijd dient deze deur gesloten te worden gehouden, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen en/of goederen.
Indien op basis van het voorgaande een overheaddeur gesloten moet zijn, dient de bijbehorende snelsluitdeur te zijn geopend.";
IV. bepaalt dat voorschrift 2.5.8 als volgt komt te luiden:
"Ter voorkoming van geluidhinder vanwege het klepperen van de lepels van de heftrucks dienen de contactpunten van de lepels te zijn voorzien van een isolerend, duurzaam rubber.";
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd:
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rucphen tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rucphen tot vergoeding van bij Naff B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rucphen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1] en € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor Naff B.V. vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2010
190-632.