ECLI:NL:RVS:2010:BM7716

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002772/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan "Transvaal" van de gemeente Leiden

Op 7 januari 2010 heeft de raad van de gemeente Leiden het bestemmingsplan "Transvaal" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 26 maart 2010. Gelijktijdig met het beroep hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 28 mei 2010 ter zitting behandeld. De raad was vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Fransen, advocaat, en ambtenaren van de gemeente Leiden.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek met name gericht is tegen de bestemming "Verkeer" met de aanduiding "parkeergarage (pg)" op het Morspoortterrein. Verzoekers beogen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. De voorzitter heeft vastgesteld dat er al sprake is van hoge verkeersintensiteiten op de Morsweg en dat de ontwikkeling van de parkeergarage deze situatie zal verergeren, wat leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en verkeersonveiligheid.

De raad heeft ter zitting aangegeven dat er maatregelen worden genomen om de verkeersproblemen te beperken, maar verzoekers hebben betoogd dat de verkeersintensiteiten te laag zijn ingeschat. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er nader onderzoek nodig is naar deze aspecten, maar heeft in het belang van de verzoekers besloten het verzoek toe te wijzen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

De voorzitter heeft het besluit van de raad van de gemeente Leiden voor zover het betreft de bestemming "Verkeer" met de aanduiding "parkeergarage (pg)" geschorst en gelast dat de raad het griffierecht van € 150,00 aan verzoekers vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 juni 2010.

Uitspraak

201002772/2/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Leiden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Transvaal" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 maart 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 mei 2010, waar [3 verzoekers], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Fransen, advocaat te Den Haag, en S.M. Flohr, N. van Schoonhoven en K. Bosma, allen in dienst van de gemeente, bijgestaan door E.H.M. Loonen, in dienst van de Milieudienst West-Holland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek ziet met name op de bestemming "Verkeer" met de nadere aanduiding "parkeergarage (pg)" die is toegekend aan het zogeheten Morspoortterrein, gelegen tussen de Morsweg, Morssingel en Bloemfonteinstraat, op grond waarvan een parkeergarage met een hoogte van 12 meter mogelijk wordt gemaakt. [verzoeker] en anderen beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.3. Voor zover het verzoek zich richt tegen de overige planonderdelen, omdat in de wijk de bestemming "Wonen" grotendeels zou worden vervangen door een bestemming "Gemengd Gebied", heeft de raad ter zitting benadrukt dat het plan een conserverend karakter heeft en dat, anders dan [verzoeker] en anderen betogen, geen sprake is van de door hen gestelde wijzigingen, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat voor schorsing van het plan.
2.4. [verzoeker] en anderen voorzien grote verkeerskundige problemen als gevolg van de ontwikkeling van de parkeergarage. Thans is reeds sprake van hoge verkeersintensiteiten op met name de Morsweg en deze zullen volgens hen verder toenemen als gevolg van het plan. De toename van het aantal verkeersbewegingen zal een verslechtering van de luchtkwaliteit en verkeersonveiligheid met zich brengen waardoor de leefbaarheid in de wijk wordt aangetast.
2.5. Niet in geschil is dat thans sprake is van een overbelaste situatie op de Morsweg. In de reactie op de zienswijzen heeft de raad aangegeven de zorg voor de gevolgen voor de leefbaarheid als gevolg van de toename van de autonome groei van het autoverkeer te delen. Daarbij is gesteld dat met de maatregelen die in de Kadernota Bereikbaarheid worden genoemd ernaar wordt gestreefd de problemen in te perken. [verzoeker] en anderen hebben onder meer naar voren gebracht dat de totale toename van verkeersintensiteiten, inclusief de parkeergarage, te laag is ingeschat. Daartoe hebben zij zich op het standpunt gesteld dat uit de stukken blijkt dat in de autonome situatie de verkeerstoename reeds 20% zal omvatten. Voorts hebben zij aangevoerd dat ten onrechte is uitgegaan van een te klein aantal verkeersbewegingen per parkeerplaats per etmaal en dat geen rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking van andere te realiseren projecten in de omgeving. In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad een toelichting gegeven op enkele te nemen maatregelen, doch voor wat betreft de door [verzoeker] en anderen gestelde inschatting van de verkeersintensiteiten heeft hij voornamelijk volstaan met verwijzing naar de ingediende stukken. Beoordeling van deze aspecten vergt nader onderzoek waar deze procedure zich niet voor leent. Voorts heeft de raad ter zitting aangegeven dat een bouwvergunning voor de parkeergarage zo spoedig mogelijk zal worden verleend. Gelet hierop en in afweging van de betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 7 januari 2010, kenmerk 09.0127, voor zover het betreft de bestemming "Verkeer" met de nadere aanduiding "parkeergarage (pg)" die is toegekend aan het Morspoortterrein;
II. gelast dat de raad van de gemeente Leiden aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2010
444.