ECLI:NL:RVS:2010:BM7727

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906979/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 29 juli 2009 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand, gedaan op 15 juli 2008. De Raad had de aanvraag afgewezen omdat het rechtsprobleem volgens hen eenvoudig afgehandeld kon worden. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep van [appellante].

De Raad voor Rechtsbijstand had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 28 van de Wet op de rechtsbijstand, waarin staat dat een toevoeging kan worden geweigerd indien het rechtsprobleem eenvoudig is. [appellante] had de toevoeging aangevraagd voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een voorlopige aanslag Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Raad oordeelde dat het bezwaar uitsluitend betrekking had op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard, en dat [appellante] in staat was om haar eigen belangen te behartigen.

Tijdens de zitting op 28 mei 2010 werd [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.A. Weermeijer. De Raad werd vertegenwoordigd door mr. K. Achefai. [appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen sprake was van bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid. De rechtbank oordeelde echter dat de Raad terecht had besloten dat juridische bijstand niet noodzakelijk was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. De zaak werd afgesloten zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200906979/1/H2.
Datum uitspraak: 16 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 juli 2009 in zaak nr. 08/8299 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage (hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2008 heeft de raad een aanvraag van [appellante] om toevoeging voor rechtsbijstand, met kenmerk 3FH9561, afgewezen.
Bij besluit van 23 oktober 2008 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juli 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank 's-Gravenhage het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 oktober 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.A. Weermeijer, advocaat te 's-Gravenhage en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij het Centraal kantoor van de raad te Utrecht, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag een rechtsprobleem betreft dat naar het oordeel van de raad eenvoudig afgehandeld kan worden.
Ingevolge het tweede lid kunnen bij de in artikel 12, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur omtrent het in het eerste lid bepaalde nadere regels worden gesteld.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: het Brt) wordt geen toevoeging verleend indien de rechtsbijstand uitsluitend is verzocht voor het indienen van een bezwaarschrift in een belastingzaak, indien het bezwaar uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard.
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid een toevoeging worden verleend, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
2.2. [appellante] heeft - voor zover hier van belang - om een toevoeging verzocht voor het indienen van een bezwaarschrift tegen de voorlopige aanslag 2007 Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de belastingdienst (hierna: de voorlopige aanslag). De raad heeft deze aanvraag afgewezen om reden dat het bezwaar in de belastingzaak uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard en van [appellante] mag worden verwacht dat zij haar eigen belangen in dezen behartigt. De rechtbank acht dit standpunt van de raad juist.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de feitelijke ingewikkeldheid van het geschil met de belastingdienst eerst ter zitting naar voren is gebracht. De rechtbank heeft deze beroepsgrond haars inziens ten onrechte om die reden buiten beschouwing gelaten.
[appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van een bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid. Zij voert daartoe aan dat de juridische ingewikkeldheid voortkomt uit de onduidelijkheid op welke grondslag de voorlopige aanslag is genomen, daar er al loonbelasting op de inkomsten werd ingehouden. Zij vermoedt dat de belastingdienst haar vermeende commerciële activiteiten ten grondslag heeft gelegd aan de voorlopige aanslag. Volgens [appellante] is het geschil feitelijk ingewikkeld doordat zij geconfronteerd is met meerdere beslissingen van de belastingdienst, waarin is gesteld dat zij belasting diende te betalen. Hierdoor is zij, naar zij stelt, het overzicht kwijtgeraakt.
2.3.1. In het aanvullend beroepschrift vermeldt [appellante] dat wegens de hoeveelheid beslissingen van de belastingdienst haar het overzicht is ontnomen. [appellante] heeft deze beslissingen bij het aanvullend beroepschrift gevoegd. De rechtbank heeft gelet hierop ten onrechte overwogen dat [appellante] deze beroepsgrond eerst ter zitting naar voren heeft gebracht. Hoewel dit betoog, in zoverre, terecht is voorgedragen, kan dit evenwel niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De feitelijke ingewikkeldheid blijkt immers niet uit de verscheidene beslissingen van de belastingdienst, nu bij elke beslissing is vermeld waarop deze betrekking heeft. Aangezien in de voorlopige aanslag 2007 is vermeld dat de aanslag uitsluitend is gebaseerd op de gegevens uit [appellante] aangifte van 2007, is voorts de grondslag van de voorlopige aanslag voldoende duidelijk. Dat [appellante] beoogt te bestrijden dat zij commerciële activiteiten zou hebben verricht, is van feitelijke aard. Daarbij valt niet in te zien dat [appellante] zelf geen contact kon opnemen met de belastingdienst om zodoende meer overzicht te verkrijgen dan wel te bestrijden dat zij commerciële activiteiten heeft verricht. Gelet op het voorgaande is van feitelijke of juridische ingewikkeldheid niet gebleken en heeft de rechtbank terecht overwogen dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat juridische bijstand van een advocaat niet is vereist. Ook dit betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010
47-658.