200907780/1/R1.
Datum uitspraak: 23 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna: in enkelvoud [appellant]), wonend te [woonplaats]
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 29 juli 2009 heeft het college besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland bij besluit van 2 juni 2009 vastgestelde uitwerkingsplan "Tuinveld 1e fase" en over de goedkeuring van het bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland van dezelfde datum vastgestelde plan tot wijziging van de bestemming "Verkeer" voor een strook grond van ongeveer 3 m breedte langs de Parallelweg in de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 oktober 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, werkzaam bij de stichting Achmea Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door ir. H.L. de Lange, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Tevens is het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door ing. M.A. van Driel, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders volgens bij het plan te geven regelen het plan moeten uitwerken of binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid kan mede een uitwerkingsplicht inhouden. Bij het besluit over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen en grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het uitwerkingsplan betreft een uitwerking van de in het bestemmingsplan "Tuinveld" opgenomen bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" voor het zuidwestelijke gedeelte van het bestemmingsplan om de bouw van ongeveer 400 woningen mogelijk te maken. In verband met geringe afwijkingen in de verkaveling ter plaatse van de Parallelweg ligt aan dat uitwerkingsplan een wijzigingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders - van dezelfde datum als het besluit tot uitwerking van het plan - ten grondslag, waarbij voor een strook van ongeveer 3 m breedte langs de Parallelweg de bestemming "Verkeer" is gewijzigd in de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)".
2.3. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de bestemmingswijziging van bedoelde strook grond. Die is volgens hem zonder deugdelijke motivering en belangenafweging vastgesteld en goedgekeurd. [appellant] stelt dat door de bestemmingswijziging de bouw van extra woningen mogelijk wordt en dat de gronden met de bestemming "Verkeer" in strijd met een goede ruimtelijke ordening worden versmald. Door de versmalling zal, mede gelet op de toename van het verkeer vanwege de nieuw te bouwen woningen, de weg de verkeersstroom niet langer kunnen verwerken. Verder is door de bestemmingswijziging ten onrechte geen plaats meer voor de aanleg van een rotonde ter ontsluiting van de nieuw te bouwen wijk rechtstreeks op de Koningin Julianaweg. Dit leidt tot verkeersdrukte op de Parallelweg en daarmee tot een afname van de verkeersveiligheid van met name kwetsbare verkeersdeelnemers. Bij behoud van de bestemming "Verkeer" is er naar zijn mening genoeg ruimte om het verkeer uit de nieuwbouwwijk rechtstreeks te ontsluiten op de Koningin Julianaweg door middel van een rotonde.
2.4. Het college stelt zich in navolging van het college van burgemeester en wethouders op het standpunt dat de bestemming "Verkeer" ten behoeve van de Parallelweg zoals voorzien in het bestemmingsplan "Tuinveld" breder is dan vereist voor het huidige profiel van de Parallelweg en de aanleg van een stoep vóór de te bouwen woningen. De overblijvende grond is, aldus het college, niet meer benodigd voor een verkeersfunctie. Het college acht de Parallelweg breed genoeg om de voorzienbare verkeersstromen veilig af te wikkelen. De geringe toename van het aantal woningen aan de Parallelweg zal niet leiden tot een aanmerkelijke toename van het aantal verkeersbewegingen over die weg. In overeenstemming met het gemeentelijke verkeersbeleid zal de nieuw te bouwen wijk worden ontsloten door middel van een uitritconstructie op een gebiedsontsluitingsweg, in dit geval de Koningin Julianaweg. Een ontsluiting om
verkeersveiligheidsoverwegingen door middel van een rotonde, wordt, aldus het college, pas overwogen wanneer een veelvoud aan verkeersbewegingen te verwachten valt dan door de nieuwbouw in Tuinveld zullen worden gegenereerd.
2.5. De Afdeling stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders aan zijn besluit tot wijziging van de bestemming "Verkeer" voor bedoelde strook grond artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Tuinveld" ten grondslag heeft gelegd. Dat artikellid biedt het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de WRO te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik noodzakelijke afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogtescheidingslijnen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10% maar minder dan 20% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages. Dit artikellid bevat geen bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders de bestemming "Verkeer" te wijzigen in de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)". Gelet hierop is het besluit tot wijziging van het bestemmingsplan "Tuinveld" onbevoegd en in strijd met artikel 11 van de WRO genomen. Het college heeft dit niet onderkend.
2.6. De conclusie is dat het besluit tot wijziging van de bestemming "Verkeer" voor een strook grond van 3 meter langs de Parallelweg in de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" en het besluit tot uitwerking van de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" voor zover het bedoelde strook grond betreft in de bestemming "Tuin (T)" zijn vastgesteld in strijd met artikel 11 van de WRO. Door deze besluiten in zoverre niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
2.7. De Afdeling ziet voorts aanleiding zelfvoorziend goedkeuring te onthouden aan de bestemming "Tuin (T)" en aan de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" voor bedoelde strook grond.
2.8. Het college dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten van [appellant].
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 29 juli 2009, kenmerk PZH-2009-534445, voor zover het betreft de goedkeuring van het besluit tot wijziging van de bestemming "Verkeer" in de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" voor een strook grond van 3 meter langs de Parallelweg en voor zover het betreft de goedkeuring van het besluit tot uitwerking van de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" in de bestemming "Tuin (T)" voor bedoelde strook grond ;
III. onthoudt goedkeuring aan de bestemming "Tuin (T)" en aan de bestemming "Woongebied (uit te werken) (WG-U)" voor bedoelde strook grond;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; betaling aan één van hen werkt bevrijdend ten opzichte van de ander;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt; betaling aan één van hen werkt bevrijdend ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Nolles
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010