ECLI:NL:RVS:2010:BM9645

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909000/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor zelfstandige woonruimte op zolderverdieping in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel De Baarsjes op 28 april 2008 een bouwvergunning geweigerd aan Vastgoed Amsterdam B.V. voor het verbouwen van de vierde verdieping van een pand aan de Willem Schoutenstraat 61 te Amsterdam tot zelfstandige woonruimte met een dakterras. De weigering was gebaseerd op het feit dat het verbouwen van de zolderverdieping in strijd is met het bestemmingsplan 'De Baarsjes 2006', dat het gebruik van zolders als zelfstandige woningen verbiedt. Vastgoed Amsterdam heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde op 13 oktober 2009 de beslissing van het dagelijks bestuur, waarna Vastgoed Amsterdam hoger beroep instelde bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 8 juni 2010 werd de zaak behandeld. Vastgoed Amsterdam voerde aan dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de vrijstelling had kunnen weigeren, gezien de specifieke omstandigheden van het geval. Het dagelijks bestuur verdedigde zijn standpunt door te verwijzen naar het beleid dat gericht is op het behouden van grotere woningen in de wijk en het voorkomen van een overmaat aan kleine woningen. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur in redelijkheid had kunnen besluiten om de vrijstelling te weigeren, en dat de vrees voor precedentwerking niet ongegrond was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de weigering van de bouwvergunning rechtmatig was. De beslissing van het dagelijks bestuur was in overeenstemming met het bestemmingsplan en het gevoerde beleid, dat gericht is op het verbeteren van de woningvoorraad in de Baarsjes. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200909000/1/H1.
Datum uitspraak: 30 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vastgoed Amsterdam B.V. (hierna: Vastgoed Amsterdam), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2009 in zaak nr. 08/4160 in het geding tussen:
Vastgoed Amsterdam
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel De Baarsjes (thans: West).
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2008 heeft het dagelijks bestuur aan Vastgoed Amsterdam geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van de vierde verdieping van het pand op het perceel Willem Schoutenstraat 61 te Amsterdam (hierna: het pand) tot zelfstandige woonruimte en het maken van een dakterras.
Bij besluit van 2 september 2008 heeft het dagelijks bestuur het door Vastgoed Amsterdam daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2009, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank het door Vastgoed Amsterdam daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Vastgoed Amsterdam bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 december 2009.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2010, waar Vastgoed Amsterdam, vertegenwoordigd door R. Roeleveld en bijgestaan door mr. A.J.C. Valkenaars, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.E. Hageman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vastgoed Amsterdam heeft een bouwvergunning gevraagd ten behoeve van de verbouw van de zolderverdieping (vierde verdieping) van het pand tot zelfstandige woning met dakterras. In de bestaande situatie op de zolderverdieping zijn drie bergingen aanwezig.
2.2. Op het perceel rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Baarsjes 2006" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Wonen 1 (W1)".
Ingevolge artikel 2.1, voor zover hier van belang, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor woningen, met inbegrip van daarbij behorende kelders, souterreains en andere nevenruimten.
Ingevolge artikel 2.1, negende lid, mogen zolders uitsluitend worden gebruikt als (gemeenschappelijke) berging ten dienste van de daaronder gelegen woningen alsmede als verblijfsruimte ten dienste van de direct daaronder gelegen woning.
Ingevolge het elfde lid wordt als verboden gebruik als bedoeld in artikel 3.2 van deze voorschriften in elk geval aangemerkt het (geheel of gedeeltelijk) gebruiken en/of in gebruik geven van de in dit artikel genoemde zolders, kelders en souterrains als zelfstandige woning.
2.3. Niet in geschil is dat het verbouwen en ingebruiknemen van de zolderverdieping van het pand tot zelfstandige woonruimte in strijd is met het bestemmingsplan, zodat bouwvergunning slechts kan worden verleend na vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.4. Vastgoed Amsterdam betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen weigeren. Zij voert daartoe aan dat het door het dagelijks bestuur gevoerde huisvestingsbeleid, beoordeeld naar de op dit geschil betrekking hebbende feitelijke omstandigheden, niet zonder meer tot de conclusie leidt dat de gevraagde vrijstelling geweigerd had moeten worden. Verder moet, naar de mening van Vastgoed Amsterdam, de omstandigheid dat het appartementsrecht van de zolderverdieping is gesplitst van de onderliggende woningen als vaststaand worden beschouwd en zal het weigeren van de vrijstelling, gelet op de omstandigheden dat de eigenaar van de onderliggende etage heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de zolderverdieping en het gebruik van de zolderverdieping als zelfstandige opslagruimte in strijd is met het bestemmingsplan, tot gevolg hebben dat de zolderverdieping ongebruikt leeg komt te staan, hetgeen niet in overeenstemming is met het door het dagelijks bestuur gevoerde huisvestingsbeleid.
2.4.1. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur waarbij het dagelijks bestuur beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het dagelijks bestuur in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te weigeren heeft kunnen komen.
2.5. Het dagelijks bestuur heeft bij de weigering vrijstelling te verlenen gebruik gemaakt van het door hem vastgestelde beleid in de beleidsnota's "Ruimer wonen in De Baarsjes, Beleidsnota wonen in 2010", van 30 oktober 2000 en "GeWOON in De Baarsjes, Beleidsnota Wonen 2007-2015" van 26 juni 2007 en van het beleid zoals dat is neergelegd in de toelichting op het bestemmingsplan. Het dagelijks bestuur heeft geweigerd vrijstelling te verlenen omdat het bouwplan voorziet in het realiseren van een kleine zelfstandige woning met een oppervlakte van ongeveer 30 m2 en het bouwplan om die reden niet past in het beleid, dat erop is gericht om het overmatige aandeel aan kleine woningen in het stadsdeel De Baarsjes tegen te gaan en gericht is op het in stand houden, dan wel creëren van zoveel mogelijk grote(re) woningen. Daarbij heeft het in aanmerking genomen dat in het beleid uitdrukkelijk wordt gewezen op de onwenselijkheid van een zelfstandige woning in een afgesplitste zolderverdieping.
In de beleidsnota "Ruimer wonen in De Baarsjes" wordt geconcludeerd dat in De Baarsjes een overmaat aan kleine, goedkope huurwoningen (kleiner dan 85 m2) bestaat en een tekort aan grote, ruime huur- en koopwoningen en goedkope koopwoningen. Gekozen wordt voor een beleid om een kwaliteitsverbetering in de woningvoorraad te bewerkstelligen. Aangegeven wordt dat woningen die direct onder de zolderetage liggen een directe verbinding kunnen krijgen met de zolder bergruimte, waarbij wordt aangegeven dat zolderverdiepingen niet bewoond mogen worden. Het bijtrekken van zolderverdiepingen is alleen toegestaan wanneer dit niet ten koste gaat van de bergruimte van deze en andere woningen of wanneer het verlies aan bergruimte gecompenseerd wordt. Het is niet toegestaan om van de zolderetage een aparte woonruimte te maken.
Ook in de beleidsnota "GeWOON in De Baarsjes" wordt als belangrijk knelpunt benoemd dat in De Baarsjes een eenzijdige woningvoorraad bestaat met vooral kleine huurappartementen. Het splitsingsbeleid wordt, onder meer, ingezet om via samenvoegen grotere woningen te creëren.
In paragraaf 2.4.1 van de toelichting op het bestemmingsplan is, met verwijzing naar de beleidsnota "Ruimer wonen in De Baarsjes", aangegeven dat het beleid is gericht op het creëren van grotere woningen binnen de grenzen van de huisvestingsverordening De Baarsjes. Voorts is aangegeven dat het onttrekken van zolders, kelders en souterrains aan woningen en het creëren van zelfstandige woningen in deze onttrokken ruimten in strijd is met het beleid, aangezien op deze wijze weliswaar het aantal woningen zal toenemen, maar het gemiddelde woonoppervlak zal afnemen, terwijl in het stadsdeel reeds een overvloed aan kleine woningen bestaat. Het samenvoegen van de zolderverdieping bij de onderliggende verdieping is uitdrukkelijk wel toegestaan omdat in die gevallen een vergroting van de woning kan worden gerealiseerd, hetgeen past in het beleid.
Ter zitting heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat het beleid voortkomt uit de wens om de differentiatie in het woningaanbod te vergroten, de bewoners binnen het stadsdeel een wooncarrière te bieden en segregatie te voorkomen.
2.6. Het dagelijks bestuur heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verbodsbepaling in artikel 2.1, elfde lid, van de planvoorschriften is opgenomen om te voorkomen dat ten behoeve van het creëren van een kleine woning op de zolder, de bergingen die zich daar bevinden ten behoeve van de onderliggende woningen aan die woningen worden onttrokken en er op die manier nieuwe zelfstandige kleine woningen ontstaan, zonder dat het een gewenste grote woning oplevert. Nu de aanvraag is gericht op het realiseren van een zelfstandige woning in een afgesplitste zolderverdieping heeft het dagelijks bestuur zich, onder verwijzing naar het door hem gevoerde beleid, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan niet past in het beleid.
Het dagelijks bestuur heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omstandigheid dat de zolderverdieping mogelijk ongebruikt blijft omdat het appartementsrecht in 2004 voor de zolderverdieping in één recht is vervat en is gesplitst van de onderliggende woningen voor rekening en risico van Vastgoed Amsterdam dient te komen.
Met betrekking tot het betoog van Vastgoed Amsterdam, dat van het bouwplan geen of slechts een zeer geringe precedentwerking uitgaat, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de vrees van het dagelijks bestuur dat zich in deze wijk meer soortgelijke situaties (kunnen) voordoen niet zonder grond is. De situatie waarin een zolderverdieping wordt gesplitst van de onderliggende woning en wordt omgezet naar een zelfstandige woning is niet denkbeeldig, temeer nu de gebouwen in de omgeving van het pand, die alle dateren uit de jaren '20 tot '40 van de vorige eeuw, een min of meer gelijke indeling kennen.
Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen weigeren.
Het betoog faalt.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010
357-627.