201002341/2/R2.
Datum uitspraak: 24 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Voorst,
verweerder.
Bij besluit van 25 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Wilp-Achterhoek 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekster sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2010, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2010, heeft [verzoekster sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 7 juni 2010 heeft de raad een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 juni 2010, waar [verzoekster sub 1], bijgestaan door G.G. Prinsen, werkzaam bij Prinsen Advies, en A.B. Ruigrok, werkzaam bij Tebodin Netherlands B.V., [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. ing. R. van der Plank bijgestaan door A. Vos en E.R. Molenaar, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] stellen zich op het standpunt dat op basis van het plan te veel woningen mogen worden gebouwd.
2.3. De voorzitter stelt vast dat de raad van de gemeente Voorst bij besluit van 25 januari 2010 onder meer heeft besloten tot gewijzigde vaststelling van het plan voor zover dat betreft het maximum aantal te realiseren woningen op de nieuwbouwlocatie. In dit besluit is bepaald dat dit maximum aantal moet worden verhoogd van 59 naar 65 woningen.
Op de gewaarmerkte verbeelding is, voor zover thans van belang, door middel van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" weergegeven dat op de gronden met de bestemming "Woongebied" een maximum aantal van 59 woningen is toegestaan.
De voorzitter constateert dat de wijziging betreffende de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" niet is overgenomen in het plan zoals dat is bekendgemaakt en ter inzage heeft gelegen. De gewaarmerkte verbeelding stemt in zoverre niet overeen met de verbeelding zoals de raad die heeft vastgesteld.
Anders dan van de zijde van de raad is betoogd, kan de verbeelding die bij brief van 8 april 2010 is overgelegd en waarop de wijziging betreffende de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" wel is overgenomen, dit gebrek niet opheffen. Daartoe acht de voorzitter van belang dat ter zitting vast is komen te staan dat die verbeelding niet ter inzage heeft gelegen nu deze pas na de termijn van terinzagelegging van het plan is vervaardigd. Voorts is bedoelde verbeelding niet alsnog door de raad vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan niet in stand zal laten wegens strijd met de rechtszekerheid en bestaat aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee behoeft het overige door [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] aangevoerde geen bespreking.
2.4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Daarbij overweegt de voorzitter omtrent het verzoek van de [verzoekster sub 1] om de raad te veroordelen in de kosten van het meebrengen van een deskundige en het opstellen van een deskundigenrapport, dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat van het meebrengen van de deskundige niet overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mededeling is gedaan en de kosten voor het rapport niet zijn gemaakt in verband met de behandeling van het voorliggende verzoek.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Voorst van 25 januari 2010;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Voorst tot vergoeding van bij [verzoekster sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 682,85 (zegge: zeshonderdtweeëntachtig euro en vijfentachtig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Voorst tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 38,85 (zegge: achtendertig euro en vijfentachtig cent);
III. gelast dat de raad van de gemeente Voorst aan [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] het door hen voor de behandeling van hun verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) respectievelijk € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2010