ECLI:NL:RVS:2010:BM9664

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003611/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende maatwerkvoorschriften voor inrichting

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel op 16 februari 2010 maatwerkvoorschriften vastgesteld voor de inrichting van de verzoekster, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 4 maart 2010 ter inzage gelegd. De verzoekster heeft op 13 april 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 21 juni 2010 ter zitting behandeld, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door ing. F. Houtkamp en een gemachtigde, en het college door mr. L.C. Geense, mr. B. Huizenaar en H.J. de Vries.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. De verzoekster heeft geen zienswijzen ingediend naar aanleiding van het ontwerpbesluit, maar stelt dat haar dit niet kan worden verweten omdat het ontwerpbesluit zonder aanbiedingsbrief of kennisgeving is verzonden.

De voorzitter heeft echter vastgesteld dat het ontwerpbesluit met een begeleidende brief en kennisgeving is verzonden, waarin de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen werd vermeld. De verzoekster had zich moeten inspannen om op de hoogte te raken van de inhoud van de kennisgeving. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzitter geconcludeerd dat het beroep naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2010.

Uitspraak

201003611/2/M2.
Datum uitspraak: 25 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster] (hierna: [verzoekster]), gevestigd te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2010 heeft het college maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20, eerste en vijfde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vastgesteld voor de inrichting van [verzoekster], gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 4 maart 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 april 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juni 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door ing. F. Houtkamp en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. L.C. Geense, mr. B. Huizenaar en H.J. de Vries, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.3. [verzoekster] heeft naar aanleiding van het ontwerpbesluit geen zienswijzen naar voren gebracht. [verzoekster] stelt dat haar dit niet kan worden verweten nu het ontwerpbesluit door het college aan haar is toegezonden zonder een aanbiedingsbrief of kennisgeving, waarin haar op de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen werd gewezen.
2.4. Op grond van door het college overgelegde stukken, waaronder een verzendlijst, moet worden aangenomen dat het ontwerpbesluit met een begeleidende brief en de kennisgeving aan [verzoekster] is toegezonden. In de kennisgeving wordt gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. In hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding om er niettemin van uit te gaan dat de kennisgeving niet aan [verzoekster] is verzonden dan wel door haar is ontvangen. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat [verzoekster] niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend.
Overigens wordt op pagina 7 van het ontwerpbesluit voor de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen verwezen naar 'de betreffende tekst in de bijgevoegde kennisgeving'. Indien [verzoekster] deze kennisgeving niet zou hebben ontvangen, kan van haar worden verwacht dat zij zich inspant om zich van de inhoud daarvan alsnog op de hoogte te stellen, door bijvoorbeeld de kennisgeving bij de gemeente op te vragen.
2.5. Gelet op het vorenstaande zal het beroep naar verwachting van de voorzitter niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2010
190-628.