ECLI:NL:RVS:2010:BM9668

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905106/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep na overlijden appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 juni 2010 uitspraak gedaan over het beroep van wijlen [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ede. Het college had op 9 april 2008 een last onder dwangsom opgelegd aan wijlen [appellant], welke last betrekking had op een handhavingstraject. Na het indienen van bezwaar door wijlen [appellant] tegen een daaropvolgend besluit van 3 juni 2009, dat het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft hij beroep ingesteld bij de Raad van State. Dit beroep is ingediend op 14 juli 2009, met aanvullende gronden op 10 augustus 2009. Tijdens de zitting op 13 april 2010 is het college vertegenwoordigd door mr. S. Bougarfa en M. Wulfers.

De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep van wijlen [appellant] niet door zijn rechtsopvolger(s) is overgenomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het procesbelang van [appellant] met zijn overlijden is komen te vervallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

200905106/2/M2.
Datum uitspraak: 30 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
wijlen [appellant], voorheen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2008, kenmerk VH/2008/5010, heeft het college, voor zover hier van belang, aan wijlen [appellant] een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 3 juni 2009, kenmerk VH/2008/14999, heeft het college het door wijlen [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft wijlen [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 augustus 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2010, waar het college, vertegenwoordig door mr. S. Bougarfa en M. Wulfers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het beroep van wijlen [appellant] is niet door zijn rechtsopvolger(s) overgenomen. Het procesbelang van [appellant] is met zijn overlijden komen te ontvallen. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010
190-632.