ECLI:NL:RVS:2010:BM9670

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906560/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • B.C. Bošnjaković
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Chaletpark De Eeke en de plangrens voor perceel [locatie]

Op 16 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Coevorden het bestemmingsplan "Chaletpark De Eeke" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de appellanten, wonend te [woonplaats], op 27 augustus 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben een nader stuk ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 16 juni 2010, waar de raad vertegenwoordigd was door F. Agteres, werkzaam bij de gemeente.

De zaak betreft een partiële herziening van het voorgaande bestemmingsplan "Recreatieterrein de Tip" en heeft als doel de planologische regeling voor Chaletpark De Eeke te actualiseren. De appellanten zijn van mening dat hun perceel [locatie] ten onrechte niet is opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Zij stellen dat de plangrens in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat bij de vaststelling van de plangrens is uitgegaan van een nog niet afgeronde planologische vrijstellingsprocedure voor hun woning.

De raad heeft echter betoogd dat het perceel [locatie] geen deel meer uitmaakt van het recreatieterrein, omdat het college van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven voor de functiewijziging van de dienstwoning naar burgerwoning. De Afdeling overweegt dat de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met het recht.

De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid de plangrens heeft kunnen wijzigen en dat het beroep van de appellanten ongegrond is. Er zijn geen gronden gevonden die aanleiding geven voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.

Uitspraak

200906560/1/R1.
Datum uitspraak: 30 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Coevorden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Chaletpark De Eeke" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door F. Agteres, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan betreft een partiële herziening van onder meer het voorgaande bestemmingsplan "Recreatieterrein de Tip" en voorziet in een actualisering van de planologische regeling voor Chaletpark de Eeke.
2.2. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan voor zover hun perceel [locatie] hier geen onderdeel van uitmaakt. Hiertoe voeren zij aan dat bij de vaststelling van de plangrens ten onrechte is uitgegaan van een reeds afgeronde planologische vrijstellingsprocedure voor het gebruik als burgerwoning van hun woning op het perceel [locatie]. [appellanten] wijzen erop dat deze procedure nog niet was afgerond bij de vaststelling van het plan. Nu het perceel niet is opgenomen in het plan, terwijl de nieuwe status van de woning op perceel [locatie] nog niet in rechte onaantastbaar is, is volgens [appellanten] de plangrens in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
2.3. De raad heeft bij de vaststelling van de plangrens betrokken dat het college van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven ten behoeve van een vrijstelling van het vorige bestemmingsplan voor een functiewijziging van dienstwoning naar burgerwoning. Het perceel [locatie] maakt derhalve geen deel meer uit van het recreatieterrein en kan daarom zonder bezwaar buiten het plan worden gehouden, aldus de raad.
2.4. De Afdeling overweegt dat het beroep van [appellanten] geacht moet worden te zijn gericht tegen de vaststelling van de plangrens. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht. Hiervan is niet gebleken. Aanpassing van de plangrens ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan lag in de rede, nu een apart plan voor het chaletpark opgesteld is en beoogd wordt het gebruik van de dienstwoning op het perceel [locatie] te wijzigen, waardoor de ruimtelijke samenhang van deze woning met het chaletpark zal verdwijnen. Daartoe is reeds een procedure in de zin van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aanhangig gemaakt. Gelet hierop heeft de raad er in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat in de toekomst geen samenhang meer zal bestaan tussen het perceel van [appellanten] en de aangrenzende gronden van het chaletpark, zodat de raad in redelijkheid de plangrens heeft kunnen wijzigen.
2.4.1. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plangrens strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins in strijd met het recht is genomen.
Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010
410-516-667.