Uitspraak
200908842/1/M1
Datum uitspraak: 30 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft het college - voor zover te dezen van belang - de locatie nr. NHI-023 aan de Hilverbeek, ter hoogte van de huisnummers 84 tot en met 88 in de wijk Nederhoven, vastgesteld voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken 200908773/1/M1, 200907850/1 en
200908842/1gevoegd ter zitting behandeld op 6 mei 2010, waar Boudestein, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Soons en P. Rooymans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
200908842/1gevoegd ter zitting behandeld op 6 mei 2010, waar Boudestein, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Soons en P. Rooymans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Zwijndrecht 1997 kan het college regels stellen omtrent de wijzen waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
2.2. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige en de daaraan gekoppelde adrestoewijzing van de aangesloten woningen hanteert het college als aandachtspunten: loopafstanden, voldoende capaciteit/maximaal aantal aansluitingen per container, toegangscontrole alsmede technische uitgangspunten zoals bereikbaarheid en ligging van kabels en leidingen in de grond. Ook wordt rekening gehouden met het woongenot van direct omwonenden bij de afweging tussen verschillende mogelijkheden voor een opstelplaats van een ondergrondse afvalcontainer.
2.3. [appellanten] die nabij de locatie nr. NHI-023 wonen, kunnen zich niet vinden in de vaststelling van de locatie nr. NHI-023, omdat deze leidt tot verlies van parkeerplaatsen, aantasting van het groen, geluidhinder en extra autoverkeer en inbreuk op hun privacy en uitzicht. Deze nadelen doen zich niet voor wanneer het college zou hebben gekozen voor de door hen voorgestelde alternatieve locatie aan de overkant van de Hilverbeek bij locatie nr. NHI-026 omdat bij die aanwijzing de afstand tot hun woningen met 9 meter wordt vergroot. Volgens [appellanten] is de Hilverbeek een rustige straat die geen gevaar oplevert bij het oversteken met huishoudelijk afval naar de ondergrondse container.
2.3.1. Het college heeft locatie nr. NHI-023 vastgesteld naar aanleiding van zienswijzen van omwonenden. Het college stelt zich op het standpunt dat geluidhinder als gevolg van het gebruik van de ondergrondse afvalcontainer, het legen van de ondergrondse afvalcontainer door het inzamelvoertuig en van aan- en afrijdend verkeer binnen aanvaardbare grenzen blijft. Verder is er volgens het college geen onaanvaardbaar zicht op en vanaf de plaats van de ondergrondse container. De door [appellanten] voorgestelde alternatieve locatie nr. NHI-026 aan de overzijde van de Hilverbeek is volgens het college uit een oogpunt van loopafstand en verkeersveiligheid minder geschikt. Daarom is volgens het college het in dit geval aanvaardbaar dat locatie nr. NHI-023 ten koste gaat van openbaar groen en parkeerruimte.
2.3.2. Gelet op de omstandigheid dat de ondergrondse afvalcontainer zich op 6 à 8 meter afstand van de woningen van [appellanten] bevindt, heeft het college naar het oordeel van de Afdeling zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geluidhinder en de mogelijke inbreuk op hun privacy binnen aanvaardbare grenzen blijven.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de Hilverbeek een doorgaande weg met een belangrijke verkeersfunctie is. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet wenselijk is dat bewoners van de op de locatie nr. NHI-023 aangewezen woningen op de route naar de container de Hilverbeek, die ter plaatse een flauwe bocht maakt, moeten oversteken om de ondergrondse container te bereiken. Nu ter zitting voorts is komen vast te staan dat verplaatsing van de afvalcontainer naar locatie nr. NHI-026 leidt tot overschrijding van de door het college in beginsel nagestreefde maximale loopafstand van 125 meter, welke overschrijding zich niet voordoet bij de vastgestelde locatie nr. NHI-023, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellanten] voorgestelde alternatieve locatie minder geschikt is.
2.3.3. De Afdeling ziet op grond van hetgeen hiervoor is overwogen geen grond voor het oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot aanwijzing van de locatie nr. NHI-023 aan de Hilverbeek, ter hoogte van de huisnummers 84 tot en met 88 in de wijk Nederhoven, als locatie voor een ondergrondse afvalcontainer voor de inzameling van huishoudelijk restafval.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010
191-209.