ECLI:NL:RVS:2010:BM9694

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907039/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding van planschade door de gemeente 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 30 juli 2009 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing door de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van een verzoek om vergoeding van planschade, dat [appellant] had ingediend op 17 april 2007. De raad had het verzoek afgewezen en het bezwaar van [appellant] daartegen ongegrond verklaard op 18 december 2007. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, maar [appellant] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Raad van State heeft de zaak op 27 april 2010 behandeld. [appellant] stelde dat de rechtbank had miskend dat de raad zijn verzoek niet als een verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige overheidsdaad had aangemerkt. De Raad van State overwoog dat de schade die in het verzoekschrift is gesteld, het uitgangspunt moet zijn voor de beoordeling van het geschil. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de raad het verzoek om schadevergoeding had afgewezen, omdat [appellant] pas na de inwerkingtreding van de bestemmingsplannen eigenaar was geworden van het perceel.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de raad van 18 december 2007, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en moest het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 30 juni 2010.

Uitspraak

200907039/1/H2.
Datum uitspraak: 30 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 juli 2009 in zaak nr. 08/423 in het geding tussen:
appellant
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2007 heeft de raad een verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juli 2009, verzonden op 3 augustus 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 oktober 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2010, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit gold ten tijde van belang, kent de gemeenteraad, voor zover een belanghebbende ten gevolge van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [appellant] is sinds 2001 eigenaar van het perceel met woning aan de [locatie] te [plaats]. Hij heeft verzocht om vergoeding van de planschade die hij stelt te lijden door hinder van verkeer in zijn straat, welke volgens hem het gevolg is van het uitblijven van de voorgenomen verwijdering van de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelseweg voor gemotoriseerd verkeer en door de inwerkingtreding van de bestemmingsplannen ""Uitbreiding Empel, 1e fase" en "Uitbreiding Empel, 2e fase" (hierna gezamenlijk: de uitbreidingsplannen).
2.2.1. In de toelichting op het op 16 juni 1994 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Maaspoort, 5e fase, deelgebieden V en Z" staat, voor zover thans van belang, vermeld dat de Maasdijk voornamelijk als ontsluiting fungeert vanaf de Hedelseweg naar Oud Empel. Verkeer uit de Maaspoort dient op de Maasdijk zoveel mogelijk te worden vermeden en een rechtstreekse aansluiting voor gemotoriseerd verkeer op de Maasdijk ligt niet in de bedoeling. Overwogen wordt in de toekomst de Maasdijk gedeeltelijk voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten. Bij reconstructie van het kruispunt Treurenburg zal de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelseweg worden verwijderd, aldus de toelichting.
Het bestemmingsplan "Uitbreiding Empel, 1e fase", vastgesteld door de raad in september 1996 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 18 april 1997, voorziet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein en een woonwijk ten oosten van dit bedrijventerrein.
Ingevolge artikel 4.2., onder b, sub 4, van de planvoorschriften dient de hoofdontsluiting van het plan plaats te vinden middels een aan te leggen centrale ontsluiting welke een onderdeel vormt van een tangentiaal verkeersstelsel. De aan te leggen ontsluiting is op de plankaart aangeduid als "ontsluitingsas". Ook de Meerdijkweg en de buiten het plangebied van dit bestemmingplan vallende Doornkampsteeg zullen fungeren als ontsluiting voor dit woongebied.
Het bestemmingsplan "Uitbreiding Empel, 2e fase", vastgesteld dor de raad op 25 september 1997 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 18 december 1997, voorziet in de ontwikkeling van een woonwijk sluitend aan de eerste uitbreiding ten noordoosten van de kern Empel.
2.2.2. De raad heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan de stichting Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) die op 18 oktober 2005 en 14 juni 2006 rapporten aan hem heeft uitgebracht. Volgens de SAOZ vormt het niet effectueren van hetgeen in de toelichting van het bestemmingsplan "Maaspoort, 5e fase, deelgebieden V en Z" staat vermeld, te weten het verwijderen van de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelseweg, geen grondslag voor vergoeding van schade krachtens artikel 49 WRO. Voorts stelt de SAOZ dat de uitbreiding van de kern Empel een grote verkeersstroom van en naar de kern Empel tot gevolg heeft, maar dat de door [appellant] ondervonden verkeersdrukte niet kan worden toegerekend aan de planologische wijzigingen. De uitbreidingsplannen voorzien in een ontsluiting van de wijken via de kern Empel en niet via de Empelsedijk.
Aan het besluit van 18 december 2007 heeft de raad rapporten van de SAOZ en een rapport van de commissie van advies voor de bezwaarschriften ten grondslag gelegd.
2.3. [appellant] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat de raad heeft nagelaten om zijn verzoek aan te merken als een verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige overheidsdaad.
2.3.1. De schade die in het verzoekschrift is gesteld dient uitgangspunt te zijn bij de beoordeling van het geschil, zodat de eerst in hoger beroep geclaimde schade wegens onrechtmatige overheidsdaad buiten beschouwing dient te blijven.
Het betoog faalt.
2.4. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de raad heeft nagelaten om het bestemmingsplan "Maaspoort - Oud Empel" bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, behelst eveneens een wijziging van de grondslag van het verzoek en faalt daarom ook. Dit laat overigens onverlet dat [appellant] een verzoek tot vergoeding van planschade veroorzaakt door genoemd bestemmingsplan kan indienen.
2.5. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat voorzienbaar was dat de afsluiting van de Empelsedijk geen doorgang zou vinden, berust dat op een onjuiste lezing van de aangevallen uitspraak. Hetgeen [appellant] in dit verband heeft aangevoerd kan daarom niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak en faalt derhalve.
2.6. [appellant] voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verkeersdrukte op de Empelsedijk niet kan worden toegerekend aan de uitbreidingsplannen. Hij wijst hiertoe op het bepaalde in artikel 4.2. onder b, vierde lid, van de planvoorschriften van "Uitbreiding Empel, 1e fase" en op de resultaten van door Dufec in juni 2008 verricht verkeersonderzoek.
2.6.1. Of de door [appellant] gestelde schade door de uitbreidingsplannen wordt veroorzaakt, dient te worden beoordeeld aan de hand van feiten en omstandigheden zoals deze zich ten tijde van de inwerkingtreding van deze plannen voordeden. Het rapport van juni 2008, wat daar verder ook van zij, heeft betrekking op feiten en omstandigheden die dateren van meer dan tien jaar na deze peildata en kan reeds daarom niet bij de beoordeling worden betrokken.
De raad heeft zich op advies van de SAOZ op het standpunt gesteld dat de ontsluitingsstructuur aldus is ingericht dat het verkeer via de Burgemeester Godschalkstraat en de Proosdijkstraat zich van en naar de betreffende woongebieden begeeft. [appellant] voert terecht aan dat de raad zich aldus onvoldoende rekenschap heeft gegeven van artikel 4.2., onder b, sub 4, van de planvoorschriften van "Uitbreiding Empel, 1e fase", waarin is bepaald dat ook de Meerdijkweg en de buiten het plangebied van dit bestemmingsplan vallende Doornkampsteeg zullen fungeren als ontsluiting voor dit woongebied, welke wegen uitkomen op de Empelsedijk.
Het betoog slaagt in zoverre.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen overweegt de Afdeling het volgende.
2.8. Voor zover met het voren overwogene niet op de bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden is beslist, wordt aan deze gronden niet toegekomen. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen, zodat te dien aanzien van de onaantastbaarheid van het door de rechtbank gegeven oordeel moet worden uitgegaan. Evenmin doet zich de situatie voor dat het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop ze betrekking hebben, onverbrekelijk samenhangen met hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geding.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.6.1. is overwogen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 18 december 2007 van de raad alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Daartoe is het volgende van belang.
2.8.1. In aansluiting op hetgeen de rechtbank ter voorlichting van partijen onder 19. van haar uitspraak heeft overwogen, is de Afdeling van oordeel, dat aangezien [appellant] pas na de inwerkingtreding in 1997 van de bestemmingsplannen "Uitbreiding Empel, 1e fase" en "Uitbreiding Empel, 2e fase" eigenaar van het perceel is geworden, de raad reeds daarom terecht het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen.
2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 juli 2009 in zaak nr. 08/423;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van 18 december 2007, kenmerk 07.1006;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 366,00 (zegge: driehonderdzesenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Larsson-van Reijsen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010
344.