ECLI:NL:RVS:2010:BN0421
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- F.B. van der Maesen de Sombreff
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor pluimveehouderij
Op 18 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lopik een vergunning verleend aan [vergunninghoudster] voor het veranderen van een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 25 maart 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder [verzoeker], op 4 mei 2010 beroep ingesteld, met aanvullende gronden op 21 mei 2010. Tevens hebben zij op 18 mei 2010 de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek op 21 juni 2010 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers vertegenwoordigd waren door [verzoeker] en [gemachtigde], en het college door D.J.J. van Rens en ing. R.J.M.B. Derks. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist.
De verleende vergunning betreft onder andere de bouw van een nieuwe loods voor mestbewerking. Echter, ter zitting bleek dat er voor de geplande nieuwbouw nog geen bouwvergunning was verleend of aangevraagd. Hierdoor zou het geruime tijd duren voordat de vergunning in werking kan treden. De voorzitter concludeerde dat er geen onverwijlde spoed was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde, en wees het verzoek af. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2010 door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, K. Brink, in tegenwoordigheid van ambtenaar van Staat F.B. van der Maesen de Sombreff.