ECLI:NL:RVS:2010:BN0421

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004415/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor pluimveehouderij

Op 18 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lopik een vergunning verleend aan [vergunninghoudster] voor het veranderen van een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 25 maart 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder [verzoeker], op 4 mei 2010 beroep ingesteld, met aanvullende gronden op 21 mei 2010. Tevens hebben zij op 18 mei 2010 de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek op 21 juni 2010 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers vertegenwoordigd waren door [verzoeker] en [gemachtigde], en het college door D.J.J. van Rens en ing. R.J.M.B. Derks. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist.

De verleende vergunning betreft onder andere de bouw van een nieuwe loods voor mestbewerking. Echter, ter zitting bleek dat er voor de geplande nieuwbouw nog geen bouwvergunning was verleend of aangevraagd. Hierdoor zou het geruime tijd duren voordat de vergunning in werking kan treden. De voorzitter concludeerde dat er geen onverwijlde spoed was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde, en wees het verzoek af. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2010 door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, K. Brink, in tegenwoordigheid van ambtenaar van Staat F.B. van der Maesen de Sombreff.

Uitspraak

201004415/2/M2.
Datum uitspraak: 28 juni 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Lopik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2010 heeft het college aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 25 maart 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, beroep ingesteld. De gronden van dat beroep zijn aangevuld bij brief van 21 mei 2010.
Bij brief, bij de Raad van Sate ingekomen op 18 mei 2010, hebben verzoekers de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juni 2010, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [verzoeker] en bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door D.J.J. van Rens en ing. R.J.M.B. Derks, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.3. De bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning ziet onder meer op de bouw van een nieuwe loods voor mestbewerking.
2.4. Ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer, treedt, in afwijking van artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin, een besluit als bedoeld in artikel 20.6, eerste lid, in gevallen als bedoeld in artikel 8.5, tweede lid, - waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.5. Ter zitting is gebleken dat voor de geplande nieuwbouw binnen de inrichting nog geen bouwvergunning is verleend en ook nog niet is aangevraagd, zodat het geruime tijd zal duren voordat het besluit tot het verlenen van de veranderingsvergunning in werking kan treden. Gelet hierop is er geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.6. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt derhalve afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2010
190-628.