ECLI:NL:RVS:2010:BN0482

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905544/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Diepenheim en de rechtsgeldigheid van de voorgevelrooilijn

Op 16 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Hof van Twente het bestemmingsplan "Diepenheim" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend in de gemeente Hof van Twente, op 5 oktober 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is op 21 mei 2010 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten in persoon aanwezig waren en de raad vertegenwoordigd werd door K. Lueks en J.E. Koetsier-Keizer, werkzaam bij de gemeente. Tijdens de zitting hebben de appellanten hun beroepsgrond over de schuine kap ingetrokken. Ze betogen dat de voorgevelrooilijn van hun woning ten onrechte gelijk loopt met de voorgevel, terwijl deze in het voorheen geldende plan op enkele meters afstand lag. Ook stellen ze dat de bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant ten onrechte tot de zijdelingse perceelsgrens met 1 meter zijn beperkt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de verbeelding aan het perceel van de appellanten de bestemming "Woongebied" en de aanduiding "bouwvlak" toekent. Volgens de planregels dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Het plan heeft een conserverend karakter en is bedoeld om bestaande woningen te beschermen. De raad heeft ervoor gekozen om de aanduiding "bouwvlak" zodanig in te tekenen dat de bestaande woning van de appellanten nauwelijks verder kan worden uitgebreid, wat vanuit verkeerskundig oogpunt wenselijk is. De appellanten hebben geen concrete plannen voor uitbreiding gepresenteerd, en de Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid de aanduiding "bouwvlak" heeft kunnen vaststellen.

De Afdeling wijst erop dat aan een voorheen geldend bestemmingsplan, waarvan de planologische mogelijkheden nooit zijn gerealiseerd, geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De appellanten vrezen dat de bouwvergunningvrije carport en tuinafscheidingen niet als zodanig zijn bestemd, maar de Afdeling stelt dat de regels van het bestemmingsplan buiten toepassing blijven voor bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning is vereist. De conclusie is dat de aangevoerde argumenten van de appellanten geen aanleiding geven voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft gehandeld. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200905544/1/R3.
Datum uitspraak: 7 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
gemeente Hof van Twente,
en
de raad van de gemeente Hof van Twente,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Diepenheim" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2009, beroep ingesteld.
[appellanten] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2010, waar [appellanten], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door K. Lueks en J.E. Koetsier-Keizer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting hebben [appellanten] de beroepsgrond aangaande het kunnen realiseren van een schuine kap op woningen ingetrokken.
2.2. [appellanten] betogen dat de voorgevelrooilijn voor hun woning aan de [locatie] in het plan ten onrechte gelijk loopt met de voorgevel. Zij wijzen er op dat de voorgevelrooilijn in het voorheen geldende plan op enkele meters afstand van de voorgevel lag. Aan de zijkant zijn de bebouwingsmogelijkheden volgens hen ten onrechte tot de zijdelingse perceelsgrens met 1 meter beperkt.
2.2.1. De verbeelding, voor zover hier van belang, kent aan het perceel [locatie] de bestemming "Woongebied" en de aanduiding "bouwvlak" toe.
Ingevolge artikel 15.1 van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de voor "Woongebied" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 15.2, voor zover hier van belang, dienen gebouwen te worden gebouwd binnen het bouwvlak.
2.2.2. Het plan heeft blijkens de plantoelichting in hoofdzaak een conserverend karakter. Aan percelen waarop bestaande woningen aanwezig zijn, is de bestemming "Woongebied" toegekend. De aanduiding "bouwvlak" geeft aan waar binnen deze bestemming gebouwen mogen worden gebouwd. De raad heeft er voor gekozen de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel van [appellanten] zodanig op de verbeelding in te tekenen dat hun bestaande woning, voor zover grenzend aan de openbare ruimte, nauwelijks verder kan worden uitgebreid. De raad heeft hierbij blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting onder meer betrokken dat het vanuit verkeerskundig oogpunt niet wenselijk is de bebouwing te dicht op de weg te situeren. De raad heeft voorts in zijn oordeel betrokken dat [appellanten] geen concrete plannen voor de uitbreiding van hun woning hebben en dat de relatie tussen het bebouwingsbeeld en de openbare ruimte bescherming verdient. Hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, geeft geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel [locatie] op deze wijze heeft kunnen vaststellen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat aan een voorheen geldend bestemmingsplan, waarvan de planologische mogelijkheden nimmer zijn gerealiseerd, geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Voor zover [appellanten] hebben aangevoerd dat voor het perceel [locatie a] naast […] de planologische mogelijkheden niet zijn gewijzigd ten opzichte van het voorheen geldende plan overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt met de aan de orde zijnde situatie, omdat sprake is van een andere locatie en een andere woning met een andere ligging en andere maatvoering. Het aangevoerde geeft geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.
2.3. Voor zover [appellanten] vrezen dat de bouwvergunningvrije carport en tuinafscheidingen op hun perceel niet als zodanig zijn bestemd, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 3.25, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, de regels van een bestemmingsplan buiten toepassing blijven voor zover deze betrekking hebben op het bouwen waarvoor krachtens artikel 43, eerste lid, van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist. De raad heeft bij de vaststelling van het plan daarom terecht geen rekening gehouden met voormelde bouwwerken.
2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010
325-605.