ECLI:NL:RVS:2010:BN0482
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- C. Taal
- Rechtspraak.nl
Bestemmingsplan Diepenheim en de rechtsgeldigheid van de voorgevelrooilijn
Op 16 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Hof van Twente het bestemmingsplan "Diepenheim" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend in de gemeente Hof van Twente, op 5 oktober 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is op 21 mei 2010 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten in persoon aanwezig waren en de raad vertegenwoordigd werd door K. Lueks en J.E. Koetsier-Keizer, werkzaam bij de gemeente. Tijdens de zitting hebben de appellanten hun beroepsgrond over de schuine kap ingetrokken. Ze betogen dat de voorgevelrooilijn van hun woning ten onrechte gelijk loopt met de voorgevel, terwijl deze in het voorheen geldende plan op enkele meters afstand lag. Ook stellen ze dat de bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant ten onrechte tot de zijdelingse perceelsgrens met 1 meter zijn beperkt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de verbeelding aan het perceel van de appellanten de bestemming "Woongebied" en de aanduiding "bouwvlak" toekent. Volgens de planregels dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Het plan heeft een conserverend karakter en is bedoeld om bestaande woningen te beschermen. De raad heeft ervoor gekozen om de aanduiding "bouwvlak" zodanig in te tekenen dat de bestaande woning van de appellanten nauwelijks verder kan worden uitgebreid, wat vanuit verkeerskundig oogpunt wenselijk is. De appellanten hebben geen concrete plannen voor uitbreiding gepresenteerd, en de Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid de aanduiding "bouwvlak" heeft kunnen vaststellen.
De Afdeling wijst erop dat aan een voorheen geldend bestemmingsplan, waarvan de planologische mogelijkheden nooit zijn gerealiseerd, geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De appellanten vrezen dat de bouwvergunningvrije carport en tuinafscheidingen niet als zodanig zijn bestemd, maar de Afdeling stelt dat de regels van het bestemmingsplan buiten toepassing blijven voor bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning is vereist. De conclusie is dat de aangevoerde argumenten van de appellanten geen aanleiding geven voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft gehandeld. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.