ECLI:NL:RVS:2010:BN0485
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. van Kreveld
- W. Sorgdrager
- G.N. Roes
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Toewijzing revisievergunning voor veehouderij en beoordeling geurhinder
In deze zaak heeft de Raad van State op 7 juli 2010 uitspraak gedaan over een beroep tegen de verlening van een revisievergunning voor een veehouderij door het college van burgemeester en wethouders van Ede. De vergunning werd verleend op 1 september 2009 en ter inzage gelegd op 10 september 2009. Tegen deze beslissing hebben de appellanten, wonend te [woonplaats], op 7 oktober 2009 beroep ingesteld. De zaak werd behandeld op 17 mei 2010, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. J.M.M. Kroon, en het college door G.H. Landeweerd.
De appellanten voerden aan dat de vergunning ten onrechte was verleend, omdat de woning [locatie] deel uitmaakt van de inrichting en niet in eigendom is bij de drijver van de inrichting. Ze stelden dat de vergunning had moeten worden geweigerd vanwege geurhinder die bij deze woning optreedt. De Raad van State overwoog dat het aan de aanvrager van de vergunning is om te bepalen voor welke inrichting de vergunning wordt aangevraagd. Het college moet beslissen op basis van de aanvraag, ongeacht de feitelijke situatie.
De Raad van State concludeerde dat de eigendomssituatie van de woning geen reden was om de vergunning te weigeren, aangezien bestaande en toekomstige civielrechtelijke verhoudingen buiten het toetsingskader van de Wet milieubeheer vallen. Bovendien bevat de Wet geurhinder en veehouderij een exclusief toetsingskader voor de bescherming van geurgevoelige objecten die geen onderdeel zijn van de inrichting waarvoor vergunning is verleend. Aangezien de woning onderdeel uitmaakt van de inrichting, was er geen grond voor weigering van de vergunning op basis van geurhinder.
Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.