200908663/1/H1.
Datum uitspraak: 7 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Matras Direct Delft B.V., gevestigd te Delft,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 september 2009 in zaak nrs. 09/9553 en 09/5994 in het geding tussen:
Matras Direct en Zoet Us Cars Nederland B.V.
het college van burgemeester en wethouders van Delft (hierna: het college).
Bij besluit van 22 oktober 2008 heeft het college Matras Direct onder aanzegging van een dwangsom onder meer gelast het gebruik van het pand op het perceel Rotterdamseweg 402 te Delft (hierna: perceel) voor winkeldoeleinden binnen zes weken na dagtekening van dit besluit te beëindigen.
Bij besluit van 22 juli 2009 heeft het college het door Matras Direct daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de rechtsgevolgen van het besluit van 22 oktober 2008 onder wijziging van de wettelijke grondslag in stand gelaten.
Bij uitspraak van 30 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door Matras Direct daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 juli 2009 vernietigd, het college opgedragen een nieuw besluit te nemen en de begunstigingstermijn opgeschort tot zes weken na de datum van verzending van het nieuw te nemen besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Matras Direct bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 december 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2010, waar Matras Direct, vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft, en V.J.P. Zoet, en het college, vertegenwoordigd door W.M. van den Berg, zijn verschenen.
2.1. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Schieoevers Noord en Zuid" de bestemming "Bedrijven".
2.2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de planvoorschriften zijn gronden met de bestemming "Bedrijven" bestemd voor onder meer industrie, ambacht, dienstverlenende bedrijven en groothandel.
Ingevolge het eerste lid, onderdeel b, sub b, en onder 1, van de planvoorschriften is detailhandel niet toegestaan behoudens detailhandel in ter plaatse binnen het desbetreffende bedrijf vervaardigde of bewerkte goederen mits de netto verkoopvloeroppervlakte per bedrijf niet meer dan 25 m² bedraagt.
Ingevolge het derde lid, onderdeel b, van de planvoorschriften is het college bevoegd vrijstelling te verlenen van het eerste lid, onderdeel b, sub b, voor detailhandel in zeer volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.
2.3. Vaststaat dat het gebruik van het pand op het perceel door Matras Direct in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Bedrijven" in samenhang gelezen met het in dat bestemmingsplan opgenomen gebruiksverbod. Hieruit volgt dat het college ter zake handhavend kon optreden.
2.4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5. Matras Direct betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de verkoop van bedden en matrassen niet als detailhandel in zeer volumineuze goederen kan worden aangemerkt en het college, gelet hierop, niet bevoegd is ontheffing te verlenen op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de planvoorschriften.
2.5.1. Dit betoog faalt. Uit het woord "zeer" in artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de planvoorschriften kan worden afgeleid dat de planwetgever een onderscheid maakt in zeer volumineuze goederen en andere (kleinere) volumineuze goederen, en dat de vrijstellingsmogelijkheid, zoals neergelegd in voornoemd planvoorschrift, slechts op de eerstgenoemde categorie ziet. De enkele omstandigheid dat het assortiment van Matras Direct, onder meer bestaande uit bedden, matrassen en kasten, voor de uitstalling een relatief groot oppervlak nodig heeft, zoals Matras Direct betoogt, brengt niet met zich dat het om detailhandel in "zeer" volumineuze goederen gaat.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de verkoop van bedden, matrassen en kasten niet gelijk valt te stellen met de in artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de planvoorschriften genoemde verkoop van auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen en dit niet kan worden aangemerkt als de verkoop van zeer volumineuze goederen. De rechtbank heeft, gelet hierop, evenzeer met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld niet bevoegd te zijn vrijstelling op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de planvoorschriften te verlenen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010