ECLI:NL:RVS:2010:BN0493

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910114/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning aanvraag Abeco Vastgoed Advies B.V. buiten behandeling gesteld

In deze zaak heeft Abeco Vastgoed Advies B.V. (hierna: Abeco) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 16 november 2009 het beroep van Abeco ongegrond verklaarde. Dit beroep volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo, dat op 17 december 2008 de aanvraag van Abeco voor een bouwvergunning buiten behandeling had gesteld. Het college had op 21 april 2009 het bezwaar van Abeco tegen dit besluit ongegrond verklaard. Abeco had de bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van de kleiwarenindustrie, maar het college vond de aanvraag onvoldoende onderbouwd.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 16 juni 2010. Abeco betoogde dat de rechtbank had miskend dat zij de aanvraag toereikend had toegelicht. De Raad van State overwoog dat het college op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd was om de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor een beoordeling. De Raad bevestigde dat het college recht had om nadere gegevens te vragen om te beoordelen of het bouwplan voldeed aan het bestemmingsplan.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 7 juli 2010.

Uitspraak

200910114/1/H1.
Datum uitspraak: 7 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Abeco Vastgoed Advies B.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: Abeco),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) van 16 november 2009 in zaak nr. 09/677 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2008 heeft het college een aanvraag van Abeco om verlening van bouwvergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het college het door Abeco daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond het door Abeco daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Abeco bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 januari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2010, waar Abeco, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Schram, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 30 oktober 2008 heeft Abeco bouwvergunning gevraagd voor het oprichten van een gebouw. Bij brief van 10 november 2008 heeft het college haar gevraagd binnen vier weken deugdelijk onderbouwd te melden, welk type industrie in het gebouw zal plaatsvinden. Bij brief van 5 december 2008 heeft zij het college medegedeeld dat de bouwaanvraag betrekking heeft op de oprichting van bouwwerken ten behoeve van de kleiwarenindustrie.
2.2. Abeco betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij de aanvraag aldus toereikend heeft toegelicht en het college deze daarom ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld.
2.2.1. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef, onder c en slot, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor een beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 40a van de Woningwet worden voorschriften gegeven omtrent de wijze van inrichting en indiening van een aanvraag om bouwvergunning, alsmede omtrent de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het krachtens die bepaling vastgestelde Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: Biab) verstrekt de aanvrager, voor zover die gegevens en bescheiden naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan de bij of krachtens de wet voor dat bouwen geldende eisen, bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.2 van hoofdstuk 1 van de bijlage.
In hoofdstuk 1, paragraaf 1.2.1b, onder i, van de bijlage bij het Biab worden als over te leggen gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan voorschriften krachtens de Wet ruimtelijke ordening vermeld: overige gegevens en bescheiden welke samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan onder meer een bestemmingsplan.
2.2.2. Het betoog faalt. Gelet op artikel 4, eerste lid, van het Biab, mocht het college Abeco om die gegevens en bescheiden vragen die het nodig achtte om te beoordelen of het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het nader opgegeven gebruik van het op te richten bouwwerk heeft de rechtbank terecht geen grond gegeven voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid nadere gegevens en bescheiden nodig heeft kunnen achten om te beoordelen of het bouwplan in strijd was met de voor het perceel ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" geldende bestemming "Kleiwarenindustrie". Zij heeft terecht overwogen dat het college de enkele mededeling in de brief van 5 december 2008, zonder dat die van een nadere toelichting was voorzien, daarvoor onvoldoende mocht achten.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010
17.