ECLI:NL:RVS:2010:BN0495

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903294/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorschriften ontgrondingsvergunning en kennisgeving terinzagelegging

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân, waarbij op 26 maart 2009 een aantal voorschriften van een eerder verleende ontgrondingsvergunning is gewijzigd. Deze vergunning was oorspronkelijk verleend op 5 februari 1998 aan een belanghebbende. Het gewijzigde besluit werd op 30 maart 2009 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben het college van burgemeester en wethouders van Grootegast en een appellant beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn door het college van burgemeester en wethouders aangevuld op 3 juni 2009. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 28 mei 2010, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren.

De Raad overweegt dat volgens artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging kennis moet geven van het ontwerp. De appellant heeft aangevoerd dat hij niet kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht, omdat de kennisgeving slechts in een beperkt gebied was gepubliceerd. De Raad van State oordeelt echter dat de kennisgeving in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad voldoende was, gezien de beperkte reikwijdte van het besluit. De Raad concludeert dat de appellant redelijkerwijs verweten kan worden dat hij geen zienswijzen heeft ingediend, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Evenzo wordt het beroep van het college van burgemeester en wethouders niet-ontvankelijk verklaard, omdat ook zij geen zienswijzen hebben ingediend. De Raad van State beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2010.

Uitspraak

200903294/1/M1
Datum uitspraak: 7 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. het college van burgemeester en wethouders van Grootegast,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Grootegast, ,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten een aantal van de voorschriften verbonden aan de bij het besluit van 5 februari 1998 aan [belanghebbende] verleende ontgrondingsvergunning, gewijzigd. Dit besluit is op 30 maart 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben het college van burgemeester en wethouders per brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2009, beroep ingesteld. De gronden zijn door het college van burgemeester en wethouders aangevuld bij brief van 3 juni 2009.
Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2010, waar [appellant sub 2], in persoon, het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door S. Jaasma, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door A.D.J. Makkink en mr. B.J. Speelman, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met de zakelijke inhoud.
Ingevolge het derde lid wordt in de kennisgeving, onder andere, vermeld:
a. waar en wanneer de stukken ter inzage liggen;
b. wie in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
c. op welke wijze dit kan geschieden.
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.2. [appellant sub 2] heeft geen zienswijzen naar voren gebracht. [appellant sub 2] voert aan dat hem niet kan worden verweten geen zienswijze naar voren te hebben gebracht, omdat het ontwerpbesluit in een beperkt gebied bekend is gemaakt. De terinzagelegging is alleen in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad bekendgemaakt. Naar de mening van [appellant sub 2] had het college van gedeputeerde staten zich vanwege het provincieoverschrijdend karakter van het totale project ervan bewust moeten zijn dat de gebruikelijke wijze van bekendmaken onvoldoende zou zijn.
2.3. Het college van gedeputeerde staten stelt dat het bestreden besluit slechts de afzetmogelijkheden van het zand verruimt. De concrete plaats waar het zand in depot wordt gezet en de wijze waarop dit gebeurt worden niet in de ontgrondingsvergunning geregeld. Hetzelfde geldt voor het transport naar het bedrijf van [B.V.] Daarop is andere wetgeving van toepassing. Het college achtte dan ook geen enkele reden aanwezig om de kennisgeving van de besluiten ook in de provincie Groningen te publiceren.
2.4. Bij het bestreden besluit zijn van de Ontgrondingsvergunning van 5 februari 1998 de voorschriften 15, 16 en 17 met beperkingen inzake de bestemming van het zand uit de ontgronding ingetrokken en is in voorschrift 19 de naam van het aannemersbedrijf dat betrokken is bij de afzet van het zand, gewijzigd.
Het college van gedeputeerde staten heeft de terinzagelegging van het ontwerpbesluit overeenkomstig de artikel 3:12, eerste en derde lid, van de Awb in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad bekendgemaakt. Gelet op de beperkte reikwijdte van het bestreden besluit kan niet worden gezegd dat deze bladen niet hadden mogen worden gebruikt als middel ter kennisgeving van het bestreden besluit. Er bestond geen aanleiding voor het college van gedeputeerde staten om de terinzagelegging van het ontwerpbesluit ook buiten de provincie Fryslân bekend te maken. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het [appellant sub 2] redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze naar voren te hebben gebracht. Het beroep van [appellant sub 2] is gelet hierop niet-ontvankelijk.
2.5. Het college van burgemeester en wethouders heeft geen zienswijzen naar voren gebracht. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan het college dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep van het college is gelet hierop niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010
191-379.