ECLI:NL:RVS:2010:BN1064

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002568/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Ridderveld te Alphen aan den Rijn

Op 9 februari 2010 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan "Ridderveld", vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn op 25 juni 2009. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend te Alphen aan den Rijn, op 8 april 2010 beroep ingesteld en op 6 april 2010 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 21 juni 2010 ter zitting behandeld.

De voorzitter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen. De verzoekers betogen dat de goedkeuring van de bestemmingen "Verkeers- en verblijfsgebied (VV)" voor de hofjes aan de Schuberthof, Liszthof en Handelhof leidt tot onwenselijke veranderingen van de bestaande groenvoorzieningen in parkeervoorzieningen. De raad heeft echter aangegeven geen voornemen te hebben om deze groenvoorzieningen te veranderen, waardoor het spoedeisend belang niet is aangetoond.

Daarnaast hebben de verzoekers zorgen geuit over de ligging van voetpaden tegen de gevels van woningen. De voorzitter stelt vast dat de raad heeft aangekondigd dat de voetpaden opnieuw zullen worden aangelegd, zodat er ruimte voor geveltuinen ontstaat. Dit leidt niet tot onomkeerbare gevolgen, en ook hier is geen spoedeisend belang aangetoond.

Ten slotte hebben de verzoekers bezwaar tegen de goedkeuring van plandelen met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" voor scholen. De voorzitter concludeert dat de gekozen bestemmingsgrenzen overeenkomen met de eigendomsgrenzen van de scholen en dat er geen waardevol groen verdwijnt. Ook hier is geen spoedeisend belang aangetoond.

Gelet op het voorgaande heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201002568/2/R1.
Datum uitspraak: 7 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Alphen aan den Rijn,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2010, no. PZH-2010-155167784A, heeft het college besloten over de goedkeuring van het bij besluit van 25 juni 2009 door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgestelde bestemmingsplan "Ridderveld".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2010, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juni 2010, waar [verzoeker] en anderen, in de persoon van [verzoeker], zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. C.M.I. Logtmeijer, werkzaam bij de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft betrekking op het gebied Ridderveld dat aan de noordzijde van Alphen aan den Rijn ligt en een groot gedeelte van de bebouwde kom beslaat. Het plan is conserverend van aard, maar kent daarnaast ook gebieden met ontwikkelingsmogelijkheden.
2.3. Het verzoek heeft als eerste betrekking op de goedkeuring van de plandelen met de bestemming "Verkeers- en verblijfsgebied (VV)" voor de hofjes van de woningen aan de Schuberthof, Liszthof en Handelhof. [verzoeker] en anderen betogen dat op grond van deze bestemming de bestaande groenvoorzieningen kunnen worden veranderd in parkeervoorzieningen, terwijl de hofjes zich hier niet voor lenen en er bovendien geen sprake is van parkeerdruk in de wijk.
2.4. Ter zitting is van de zijde van de raad meegedeeld dat hij geen voornemen heeft om binnen afzienbare tijd de diverse groenvoorzieningen van de hofjes te veranderen in parkeervoorzieningen. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken van een spoedeisend belang.
2.5. Het verzoek heeft voorts betrekking op de goedkeuring van de plandelen met de bestemming "Verkeers- en verblijfsgebied (VV)" voor de gronden naast de hoekmeanderwoningen aan de Bartokhof, Schuberthof, Liszthof en Handelhof. [verzoeker] en anderen voeren aan dat de voetpaden ten onrechte zijn en kunnen worden gesitueerd tegen de zijgevels van deze woningen. Zij wensen dat tijdens de aankomende werkzaamheden aan de riolering de voetpaden worden verlegd, zodat deze niet langer direct grenzen aan de gevels.
2.6. De huidige voetpaden liggen tegen de zijkanten van de hoekmeanderwoningen. Ter zitting is van de zijde van de raad meegedeeld dat op korte termijn werkzaamheden aan de riolering zullen aanvangen en dat hierna de voetpaden opnieuw zullen worden aangelegd zodanig dat de eerste 50 centimeter vanaf de gevels als geveltuin kan worden beplant.
2.7. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat het opnieuw aanleggen van de voetpaden tot onomkeerbare gevolgen zal leiden, nu de ligging van de voetpaden nadien weer kan worden gewijzigd. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat blijkens de plankaart de gronden naast de hoekmeanderwoningen tot aan de perceelsgrenzen van de haaks daarop staande woningen de bestemming "Verkeers- en verblijfsgebied (VV)" hebben. Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de voorschriften zijn, voor zover van belang, de gronden met deze bestemming tevens bestemd voor voetpaden. Gelet op deze omschrijving in de voorschriften en gegeven de plankaart maakt het plan zowel de huidige ligging van de voetpaden langs de gevels, de door de raad aangegeven ligging met een geveltuin als de door [verzoeker] en anderen gewenste verlegging mogelijk. Gelet op het voorgaande is niet gebleken van een spoedeisend belang.
2.8. Het verzoek heeft ten slotte betrekking op de goedkeuring van de plandelen met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" voor twee scholen gelegen ten zuiden van de Schuberthof en de Liszthof.
[verzoeker] en anderen betogen dat voornoemde plandelen groter zijn dan de feitelijke situatie, zodat een deel van de hoofdstructuur groen verdwijnt en ook de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" krijgt. Het onderhoud van het groen komt in handen van de schoolbesturen en doordat er hekken zijn geplaatst kunnen de gronden in gebruik worden genomen als schoolplein zodat het groen verdwijnt, aldus [verzoeker] en anderen.
2.9. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er op de door [verzoeker] en anderen bedoelde plaatsen reeds hekwerken staan. Ter zitting is van de zijde van de raad meegedeeld dat gekozen is om de bestemmingsgrenzen van voornoemde plandelen overeen te laten komen met de eigendomsgrenzen van de scholen. De voorzitter verwacht niet dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat het college niet in redelijkheid met dit door de raad gekozen uitgangspunt heeft kunnen instemmen. Binnen de hekwerken zijn aan de randen van de schoolterreinen groenvoorzieningen aanwezig. Het toekennen van de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" aan dit groen leidt naar het oordeel van de voorzitter niet tot onomkeerbare gevolgen, nu niet gebleken is dat zich hier waardevol groen bevindt. Gelet hierop is niet gebleken van een spoedeisend belang.
2.10. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bechinka
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010
371-634.