200907850/1/M1
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Zwijndrecht,
het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht,
verweerder.
Bij besluit van 5 oktober 2009 heeft het college - voor zover te dezen van belang - de locatie nr. […] aan de Laan van Nederhoven, ter hoogte van Hillenraad en Muiderslot in de wijk Nederhoven, vastgesteld voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer).
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken 200908773/1/M1, 200907850/1 en 200908842/1 gevoegd ter zitting behandeld op 6 mei 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Soons en P. Rooymans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
2.1. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Zwijndrecht 1997 kan het college regels stellen omtrent de wijzen waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
2.2. [appellant] stelt dat de afstand tussen zijn woning en locatie nr. […] 160 meter bedraagt. Dit is in strijd met de brochure Ondergrondse containers & aanbiedplaatsen minicontainers van 10 juni 2009 van de gemeente Zwijndrecht (hierna: de brochure Ondergrondse containers), waarin ervan wordt uitgegaan dat de loopafstand maximaal 75 meter en in uitzonderlijke gevallen maximaal 125 meter bedraagt. De door [appellant] voorgestelde alternatieve locatie voldoet wel aan dit afstandscriterium en had volgens [appellant] moeten worden aangewezen als locatie voor een ondergrondse afvalcontainer.
2.2.1. Het college hanteert volgens het bestreden besluit als aandachtspunten: loopafstanden, voldoende capaciteit/maximaal aantal aansluitingen per container, toegangscontrole alsmede technische uitgangspunten zoals bereikbaarheid en ligging van kabels en leidingen in de grond. Bij de afweging tussen verschillende mogelijkheden voor een opstelplaats van een container wordt volgens het besluit ook rekening gehouden met het woongenot van direct omwonenden.
2.2.2. In de brochure Ondergrondse containers is vermeld dat de gemeente streeft naar een maximale loopafstand van 75 meter vanaf de erfgrens van een woning en dat in uitzonderlijke gevallen deze afstand wordt verlengd tot 125 meter. Ter zitting heeft het college betoogd dat in de brochure Ondergrondse containers niet het gehanteerde beleid is vastgelegd. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit werden de in het bestreden besluit neergelegde uitgangspunten gehanteerd, zo stelt het college.
De Afdeling stelt vast dat de brochure Ondergrondse containers kort voor de terinzagelegging van het ontwerpbesluit en de inloopbijeenkomst is toegezonden aan bewoners zoals [appellant]. Ter zitting is gebleken dat de afstand tussen de erfgrens van de woning van [appellant] en de ondergrondse container ongeveer 160 meter bedraagt, zodat de maximale afstand van 125 meter ruimschoots wordt overschreden. De Afdeling stelt voorts vast dat in het bestreden besluit de in aanmerking te nemen factoren niet zijn uitgewerkt. Evenmin is in het bestreden besluit ingegaan op de betekenis van de brochure Ondergrondse containers. Gezien het vorenstaande heeft het college naar het oordeel van de Afdeling niet duidelijk gemaakt welke uitgangspunten zijn gehanteerd. Derhalve berust het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering.
2.2.3. Het beroep van [appellant] is gegrond. Het bestreden besluit voor zover het betreft de aanwijzing van de locatie nr. […] dient te worden vernietigd.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht van 5 oktober 2009, voor zover het betreft de aanwijzing van de locatie nr. NHI-017;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 17,45 (zegge: zeventien euro en vijfenveertig cent);
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010