ECLI:NL:RVS:2010:BN1152

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909859/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • G.N. Roes
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake nadeelcompensatie en het égalitébeginsel

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 juli 2010 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak van 9 december 2009. De eerdere uitspraak betrof de gevoegde zaken met nummers 200900704/1/M1 en 200900822/1/M1, waarin het hoger beroep gegrond werd verklaard en de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar gedeeltelijk werd vernietigd. De verzoeker heeft op 17 december 2009 een verzoek tot herziening ingediend, dat later werd aangevuld. Tijdens de zitting op 1 juli 2010 waren zowel de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.L.J.J. Keulers, als het college van burgemeester en wethouders van Den Helder, vertegenwoordigd door J.M. Streunding, aanwezig.

De Afdeling heeft in haar overwegingen uiteengezet dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De verzoeker heeft aangevoerd dat de Afdeling ten onrechte niet heeft onderkend dat zijn verzoek om nadeelcompensatie is ingeleid door het égalitébeginsel en dat de Afdeling van een verkeerd dossier is uitgegaan. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat het verzoek om nadeelcompensatie wel degelijk is onderkend en dat het herzieningsverzoek feitelijke grondslag mist.

Daarnaast heeft de verzoeker betoogd dat de Afdeling ten onrechte aannam dat zijn verzoek uitsluitend betrekking had op schade door feitelijk handelen, waarvoor alleen een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld. De Afdeling heeft deze stelling verworpen en geconcludeerd dat de aangevoerde gronden niet voldoen aan de vereisten voor herziening. Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200909859/1/M1.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 9 december 2009, in zaak nrs. 200900704/1/M1 en 200900822/1/M1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 9 december 2009 in de gevoegde zaken met nrs.
200900704/1/M1 en 200900822/1/M1, heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 15 december 2008 gedeeltelijk vernietigd, de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar voor dat gedeelte onbevoegd verklaard, en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2009, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brief van 3 januari 2010.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2010, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. G.L.J.J. Keulers, en het college van burgemeester en wethouders van Den Helder, vertegenwoordigd door J.M. Streunding, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Voor zover de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht betrekking heeft op zaak nr. 200900704/1/M1, heeft [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Afdeling ten onrechte niet heeft onderkend dat deze procedure is ingeleid door een verzoek om nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel en dat de Afdeling van een verkeerd dossier is uitgegaan.
2.2.1. Uit rechtsoverweging 2.7 van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, blijkt dat de Afdeling, anders dan verzoeker stelt, heeft onderkend dat [verzoeker] zijn verzoek om nadeelcompenstatie van 16 juni 2007 mede heeft gegrond op het rechtsbeginsel van de 'égalité devant les charges publiques'. De Afdeling is bij deze uitspraak uitgegaan van het in de desbetreffende zaak opgebouwde dossier. In zoverre mist het herzieningsverzoek feitelijke grondslag.
2.3. Voor zover de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht betrekking heeft op zaak nr. 200900822/1/M1, heeft [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Afdeling er ten onrechte vanuit gaat dat het verzoek van [verzoeker] uitsluitend betrekking heeft op schade die [verzoeker] stelt te hebben geleden door feitelijk handelen, waarover slechts een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
2.3.1. In de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, wordt de overweging van de Afdeling in de uitspraak van 20 augustus 2008 in zaak nr.
200801442/1bevestigd dat het schadeverzoek van 16 juni 2007 uitsluitend betrekking heeft op de schade die [verzoeker] stelt te hebben geleden door de feitelijke ontruiming.
Hetgeen [verzoeker] in zoverre heeft aangevoerd zijn geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening strekt er niet toe de juistheid van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht anders dan naar aanleiding van zodanige feiten of omstandigheden aan de orde te stellen.
2.3.2. Tenslotte heeft [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Afdeling zich in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, onvoldoende rekenschap heeft gegeven van haar taak als communautair rechter.
2.3.3. Ook hetgeen [verzoeker] in zoverre heeft aangevoerd zijn geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Zoals hiervoor reeds overwogen strekt het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe de juistheid van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht anders dan naar aanleiding van zodanige feiten of omstandigheden aan de orde te stellen.
2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
195-579.