ECLI:NL:RVS:2010:BN1857

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004364/1/H3, 201004364/2/H3, 201004664/1/H3, 201004664/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P.A.M.J. Graat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terrasvergunning voor La Cantina in Delft

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 juli 2010 uitspraak gedaan over het verzoek van La Cantina Delft B.V. om een voorlopige voorziening en het hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. La Cantina had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Delft om ontheffing te verlenen van het verbod om een terrasboot af te meren in de gracht achter de locatie Markt 3 te Delft. Het college had eerder, op 17 april 2009, deze ontheffing geweigerd en ook een later bezwaar ongegrond verklaard. De burgemeester had op 22 december 2009 een terrasvergunning voor de locaties Markt 3 en 5 en Wijnhaven 22 geweigerd, wat door La Cantina werd bestreden.

De voorzitter oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat de burgemeester de vergunningen had mogen weigeren, omdat de aangevraagde locaties niet op de terrassenkaart stonden en er al vergunningen waren verleend aan andere exploitanten. La Cantina's argumenten over economische benadeling door het rookverbod en het ontbreken van een seizoenterras werden niet als relevante nieuwe feiten erkend.

De voorzitter bevestigde de eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de ambtenaar van Staat aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van de geldende verordeningen en de noodzaak voor nieuwe feiten om eerdere besluiten te herzien.

Uitspraak

201004364/1/H3, 201004364/2/H3, 201004664/1/H3, 201004664/2/H3.
Datum uitspraak: 14 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid La Cantina Delft B.V., gevestigd te Delft (hierna: La Cantina),
appellante,
tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 maart 2010 in de zaken nrs. 10/1638 en 09/8464 en nrs. 10/1638 en 10/755 in de gedingen tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, van Delft.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2009 heeft het college geweigerd La Cantina ontheffing te verlenen van het verbod om een terrasboot in de gracht achter de locatie Markt 3 te Delft af te meren.
Bij besluit van 7 oktober 2009 heeft het het door La Cantina daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 22 december 2009 heeft de burgemeester geweigerd La Cantina een terrasvergunning voor de locaties ter hoogte van Markt 3 en 5 onderscheidenlijk Wijnhaven 22 te Delft te verlenen.
Bij onderscheiden uitspraken van 23 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de door La Cantina tegen de besluiten van 7 oktober, onderscheidenlijk 22 december 2009, ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft La Cantina bij onderscheiden brieven, bij de Raad van State ingekomen op onderscheidenlijk 3 en 4 mei 2010, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
La Cantina heeft nog nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de zaken ter zitting behandeld op 10 juni 2010, waar La Cantina, vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat te Den Haag, en het college, onderscheidenlijk de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.J. Angenent, werkzaam bij de gemeente Delft, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nrs. 10/1638 en 09/8464
2.2. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening openbaar gemeentewater Delft 1996 (hierna: Verordening gemeentewater) is het verboden een vaartuig in openbaar gemeentewater af te meren, dan wel te laten liggen.
Ingevolge het tweede lid kan het college van burgemeester en wethouders van dat verbod ontheffing verlenen.
Ingevolge artikel 13, aanhef en onder b, geldt ten aanzien van een seizoenontheffing voor een terrasboot, behoudens het bepaalde in artikel 12, dat alleen een seizoenontheffing wordt verleend voor locaties als aangegeven op de ligplaatsenkaart bestemd voor "seizoenontheffingen terrasboten".
Ingevolge artikel 25, voor zover thans van belang, wordt ontheffing geweigerd, indien:
a. tegen de verlening daarvan uit een oogpunt van de in de overwegingen van de verordening vermelde belangen in belangrijke mate bezwaar bestaat;
b. het een aanvraag betreft die buiten de op de ligplaatsenkaart aangegeven categorieën en gebieden valt;
(…).
2.3. Bij besluit van 15 mei 2007 heeft het college een eerdere aanvraag van La Cantina om ontheffing voor dezelfde locatie afgewezen, omdat deze locatie niet op de ligplaatsenkaart is aangewezen. Dit besluit is in rechte onaantastbaar.
2.4. La Cantina betoogt dat de voorzieningenrechter, door te overwegen dat zich sindsdien geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden hebben voorgedaan, heeft miskend dat hij heeft verzocht de ligplaatsenkaart te wijzigen, hij de enige horecaondernemer aan de Grote Markt is die niet over een seizoenterras beschikt en hij sedert de invoering van het rookverbod economisch wordt benadeeld ten opzichte van ondernemers die wel over een zodanig terras beschikken.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr.
200706839/1), kan, indien na een eerdere afwijzing een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen dat besluit niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat toetst, als ware het de eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten, genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (onder meer uitspraak van 4 mei 2005 in zaak nr.
200406320/1). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
2.4.2. Dat sedert de eerdere afwijzing in de horeca een rookverbod is ingevoerd, is geen nieuw feit of veranderde omstandigheid in evenbedoelde zin, omdat die omstandigheid geen verband houdt met de in artikel 25 van de Verordening gemeentewater neergelegde weigeringsgronden. Ook de gestelde omstandigheid dat La Cantina als enige niet over een seizoenterras beschikt is dat niet. Dat zij heeft verzocht de ligplaatsenkaart te wijzigen, is dat evenmin, aangezien niet is gebleken dat deze kaart ten tijde van het nemen van het besluit van 7 oktober 2009 was gewijzigd. De voorzieningenrechter heeft derhalve met juistheid aan de herhaalde aanvraag geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag gelegd geacht. Het betoog faalt.
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nrs. 10/1638 en 10/755
2.5. Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Exploitatieverordening Horeca 1998 van de gemeente Delft (hierna: de exploitatieverordening), voor zover thans van belang, wordt de beschikking op de aanvraag om een terrasvergunning, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, voorbereid volgens de procedure van afdeling 3.4 van de Awb.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van de burgemeester de weg of een weggedeelte ten behoeve van één of meer terrassen te gebruiken.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, kan de burgemeester de vergunning ten behoeve van één of meer terrassen weigeren:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b. indien dat gebruik een belemmering kan opleveren voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
c. ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving van het terras;
d. indien het gebruik afbreuk doet aan de publieke functie van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan;
g. indien vergunningverlening ten behoeve van één of meer terrassen strijd zou kunnen opleveren met bestaand beleid.
Ingevolge het vierde lid kan de burgemeester een terrassenkaart opstellen met inachtneming van het geldende beleid en de omstandigheden in de praktijk.
2.6. De burgemeester heeft aan de weigering ten grondslag gelegd dat een deel van de locatie waarop de aanvraag ziet niet op de terrassenkaart staat (hierna: openbare gedeelte). Voor het deel dat wel op de terrassenkaart staat is bij besluit van 16 september 2005 aan de exploitant van de aan Markt 5 gelegen inrichting een terrasvergunning verleend. Aan de weigering ten behoeve van de locatie ter hoogte van Wijnhaven 22 heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat hij bij besluit van 4 augustus 2008 een eerdere aanvraag van La Cantina voor diezelfde locatie heeft afgewezen, omdat voor die locatie vergunning is verleend aan de exploitant van café De Wijnhaven.
2.7. De voorzieningenrechter heeft de aanvraag, voor zover deze betrekking heeft op het deel van de locatie Markt 3 en 5, waarvoor bij besluit van 16 september 2005 vergunning is verleend aan een andere exploitant, aangemerkt als een verzoek om op dat besluit terug te komen, waaraan geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. Ten aanzien van het openbare gedeelte van die aangevraagde locatie heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de burgemeester ter zitting uiteengezet heeft dat de Markt aan de zijde van het stadhuis ter hoogte van het door La Cantina geëxploiteerde restaurant smaller is en derhalve in het belang van de doorgang voor hulpdiensten geen vergunning wordt verleend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester de aanvraag aldus gemotiveerd heeft mogen afwijzen.
Ten aanzien van de aanvraag voor de locatie Wijnhaven 22 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat een eerdere aanvraag van La Cantina om vergunningverlening voor die locatie bij besluit van 4 augustus 2008 is afgewezen en aan de herhaalde aanvraag geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd.
2.8. La Cantina betoogt dat de voorzieningenrechter aldus heeft miskend dat de burgemeester de terrasvergunning voor het openbare gedeelte van de locatie ter hoogte van Markt 3 en 5 niet in het belang van het doelmatig gebruik van de weg heeft mogen weigeren.
2.8.1. Dat betoog faalt evenzeer. De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat door La Cantina aan haar aanvraag voor de locatie ter hoogte van Wijnhaven 22 en aan het deel van haar aanvraag dat ziet op de locatie ter hoogte van Markt 3 en 5, waarvoor al aan een andere exploitant vergunning is verleend, geen relevante nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Daartoe wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 2.4.2 is overwogen.
Verder heeft de voorzieningenrechter in het door La Cantina in beroep aangevoerde, gelet op de stukken, waaronder plattegronden, terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de burgemeester de gevraagde vergunning voor het openbare gedeelte van de locatie ter hoogte van Markt 3 en 5 in het belang van het doelmatig gebruik van de weg, ondermeer in verband met de mogelijkheid van doorgang voor hulpdiensten, in redelijk niet heeft kunnen weigeren. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het desbetreffende openbare gedeelte evenmin op de terrassenkaart is aangewezen.
2.9. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
2.10. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraken;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Graat
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010
307.