ECLI:NL:RVS:2010:BN1859

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003372/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied 5e herziening van de gemeente Veere

Op 28 januari 2010 heeft de raad van de gemeente Veere het bestemmingsplan "Buitengebied 5e herziening" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1 B], alsook [verzoekers sub 2], beroep ingesteld bij de Raad van State. Bij dezelfde brieven hebben zij de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 29 juni 2010, waar de verzoekers en de raad vertegenwoordigd waren. De voorzitter, Th.C. van Sloten, heeft de verzoeken beoordeeld, waarbij het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure.

Tijdens de zitting trok [verzoeker sub 1 B] zijn verzoek om voorlopige voorziening in. [verzoeker sub 1 A] stelde dat de minicampings op de lijsten 10 en 10a van de herziening terecht zijn geplaatst, maar kon geen spoedeisend belang aantonen. De voorzitter concludeerde dat schorsing van de lijsten niet zou leiden tot het verdwijnen van reeds gevestigde campings.

[Verzoekers sub 2] voerden aan dat hun minicamping ten onrechte niet op lijst 10 is opgenomen. De voorzitter stelde vast dat schorsing van het besluit geen verandering zou brengen, aangezien de minicamping onder het vorige bestemmingsplan ook niet op de lijst stond. De voorzitter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen moesten worden afgewezen, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

De beslissing werd op 12 juli 2010 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter de verzoeken afwees.

Uitspraak

201003372/2/R2.
Datum uitspraak: 12 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1 A], wonend te [woonplaats] en [verzoeker sub 1 B],
2. [verzoekers sub 2], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Veere,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2010 heeft de raad van de gemeente Veere het bestemmingsplan "Buitengebied 5e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1 B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2010, en [verzoekers sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1 B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 juni 2010, waar [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1 B], vertegenwoordigd door A.H. van Leeuwen, [verzoekers sub 2], vertegenwoordigd door A.H. van Leeuwen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Spierdijk en L.M. Louwerse, zijn verschenen. Voorts is de [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is door de gemachtigde van [verzoeker sub 1 B] aangegeven dat [verzoeker sub 1 B] het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken.
2.3. [verzoeker sub 1 A] betoogt dat alsnog moet worden getoetst of de minicampings die voorkomen op de bij 5e herziening behorende lijst 10 en 10a (hierna: lijsten 10 en 10a) daarop terecht zijn geplaatst. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker sub 1 A] een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de lijsten 10 en 10a. De stelling dat hij schade lijdt ten gevolge van de reeds gevestigde campings is niet aannemelijk gemaakt. Schorsing van de lijsten heeft voorts niet tot gevolg dat de reeds gevestigde campings zullen verdwijnen.
2.4. Gelet hierop dient het verzoek van [verzoeker sub 1 A] te worden afgewezen.
2.5. [verzoekers sub 2] hebben aangevoerd dat de op het perceel [locatie] aanwezige minicamping ten onrechte niet is opgenomen op lijst 10. Zij beogen met hun verzoek dat dit alsnog gebeurd.
2.6. De voorzitter stelt vast dat de op het perceel [locatie] aanwezige minicamping niet is opgenomen op lijst 10. Schorsing van het bestreden besluit brengt daarin geen verandering, nu onder het vorige bestemmingsplan ook geen sprake was van plaatsing op die lijst. Om aan de wens van [verzoekers sub 2] tegemoet te komen dient een voorziening te worden getroffen die inhoudt dat vooruitlopend op de bodemprocedure dient te worden gehandeld als ware de meergenoemde minicamping wel op de lijst geplaatst. Een voorlopige voorziening die daarin voorziet is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd en de voorzitter geen verderstrekkende bevoegdheid toekomt.
2.7. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2010
224.