ECLI:NL:RVS:2010:BN1909

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903426/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Zierikzee en de gevolgen voor metaalbewerkingsactiviteiten

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 juli 2010 uitspraak gedaan over het beroep van Precisiewerk Zierikzee B.V. tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 17 maart 2009, waarbij goedkeuring werd verleend aan het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Zierikzee, 1e herziening". Precisiewerk Zierikzee B.V. stelde dat de goedkeuring van de bestemming "B3.1(mg)" onterecht was, omdat deze bestemming niet voldeed aan de vereisten voor hun metaalbewerkingsactiviteiten, die onder milieucategorie 3.2 vallen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de metaalbewerkingsactiviteiten onder de toegekende bestemming konden vallen. Dit leidde tot de conclusie dat een gedeelte van de bedrijfsactiviteiten was wegbestemd, wat in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De Raad van State heeft het beroep van Precisiewerk Zierikzee B.V. gegrond verklaard, het besluit van het college vernietigd en goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming "B3.1(mg)". Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan Precisiewerk Zierikzee B.V.

Uitspraak

200903426/1/R2.
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Precisiewerk Zierikzee B.V., gevestigd te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2009, kenmerk 09013328/85/13, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zierikzee bij besluiten van 30 oktober 2008 en 13 november 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Zierikzee, 1e herziening" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft Precisiewerk Zierikzee B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2010, waar Precisiewerk Zierikzee B.V., vertegenwoordigd door N.A.M. Clarijs, bijgestaan door mr. E. van der Hoeven, werkzaam bij de Koninklijke Metaalunie, en het college, vertegenwoordigd door ir. C.W. van Rabenswaaij, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. H.T.J. de Jong, werkzaam bij de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. De betogen van het college en de raad dat de beroepsgrond van Precisiewerk Zierikzee B.V., die is gericht tegen het plandeel met de bestemming "B3.1(mg)" inhoudende dat de metaalbewerkingsactiviteiten niet onder de gegeven bestemming zouden vallen, niet-ontvankelijk zou zijn, falen. Voormeld plandeel heeft zij in haar zienswijze en bedenkingen aan de orde gesteld. Uit de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), volgt dat beroep kan worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door degene die tijdig tegen het ontwerpplan een zienswijze bij de gemeenteraad en tegen het vastgestelde plan bedenkingen bij het college van gedeputeerde staten heeft ingebracht. Hieruit volgt niet dat in beroep ten aanzien van reeds aangevochten plandelen geen nieuwe beroepsgronden meer naar voren mogen worden gebracht. Overigens heeft Precisiewerk Zierikzee B.V. dit punt wel in haar bedenkingen naar voren gebracht. Gelet op het vorenstaande is het beroep van Precisiewerk Zierikzee B.V. geheel ontvankelijk.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Bij besluit van 8 november 2004 heeft het college gedeeltelijk goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zierikzee".
Het plan voorziet deels in een herziening van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zierikzee" ingevolge artikel 30, eerste lid, van de WRO. Anderzijds is het plan op veel onderdelen ambtshalve aangepast.
2.4. Precisiewerk Zierikzee B.V. exploiteert een precisiegieterij annex metaalbewerkingsbedrijf aan de Julianastraat 48. Zij stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de bestemming "B3.1(mg)" nu daarmee volgens haar een gedeelte van de bedrijfsactiviteiten, te weten de metaalbewerkingsactiviteiten, zijn wegbestemd. Op grond van de zoneringssystematiek uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure), welke het college in navolging van de raad als uitgangspunt heeft genomen, bestaat volgens haar geen bezwaar om ter plaatse bedrijven in milieucategorie 3.2 bij recht toe te staan, zodat het gehele bedrijf positief is bestemd. De in het plan opgenomen vrijstellingsmogelijkheid om bedrijven in milieucategorie 3.2 toe te staan acht Precisiewerk Zierikzee B.V. in het licht daarvan onevenredig bezwarend.
Voorts betoogt Precisiewerk Zierikzee B.V. dat ten onrechte voor haar bedrijf verschillende bouwhoogten gelden. Deze bouwhoogten kunnen volgens haar in de praktijk niet worden gehanteerd zodat onnodige vrijstellingsprocedures zullen moeten worden gevoerd. Zij wenst voor haar perceel één bouwhoogte van 10,5 meter. Aan de hoogteregeling in verband met het beschermde stadsgezicht van Zierikzee zal met deze hoogte geen afbreuk worden gedaan.
Tot slot kan Precisiewerk Zierikzee B.V. zich niet verenigen met de weerlegging van haar bedenking ten aanzien van het voor haar perceel opgenomen bebouwingspercentage alsmede de maatvoerings- en situeringsbepalingen die voor het perceel van toepassing zijn. Zij stelt dat het college ten onrechte verwijst naar het voorheen geldende bestemmingsplan terwijl dit aspect volgens haar in het voorliggende plan opnieuw ter beoordeling staat. Ter zitting heeft Precisiewerk Zierikzee B.V. daaraan toegevoegd dat het bebouwingspercentage in combinatie met de bebouwingsvoorschriften een onevenredige beperking oplevert ten aanzien van de bouwmogelijkheden op het perceel.
2.5. Het college stelt zich op het standpunt dat de hoogtelijnen op de plankaart ongewijzigd zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan en thans niet meer ter discussie kunnen staan. Het bebouwingspercentage is eveneens ongewijzigd overgenomen en voor de overige maatvoerings- en situeringsbepalingen geldt volgens het college dat deze geen onevenredige beperkingen meebrengen voor de bouwmogelijkheden.
De voor het perceel opgenomen bestemming acht het college passend nu met de maatbestemming 'metaalgieterij' het bedrijf, hoewel het in milieucategorie 4.2 valt, in zijn geheel positief is bestemd. Precisiewerk Zierikzee B.V. heeft tijdens het overleg hieromtrent niet aangegeven dat met de genoemde maatbestemming niet alle activiteiten van het bedrijf worden gedekt, aldus het college. Ter zitting heeft het college daaraan toegevoegd dat milieucategorie 3.1 aan het perceel is toegekend met het oog op een eventueel toekomstige situatie dat Precisiewerk Zierikzee B.V. zou vertrekken en in verband met mogelijke andere ontwikkelingen in het gebied.
2.6. Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de WRO stelt de raad, indien door het college goedkeuring aan een vastgesteld bestemmingsplan is onthouden, een nieuw plan vast waarbij het besluit van het college in acht wordt genomen. Het beroep van Precisiewerk Zierikzee B.V. heeft betrekking op planonderdelen waaraan door het college destijds geen goedkeuring is onthouden. Voor het perceel Julianastraat 48 is derhalve een herziening vastgesteld die niet is gebaseerd op artikel 30 van de WRO. Gelet hierop kunnen alle beroepsgronden, anders dan het college stelt, ten volle aan de orde komen.
2.6.1. Aan de gronden op het perceel van Precisiewerk Zierikzee B.V. is de bestemming "B3.1(mg)" toegekend. In artikel 4A, zesde en zevende lid van de planvoorschriften in samenhang met de plankaart zijn de maatvoerings- en situeringseisen opgenomen. Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan zijn deze eisen op een aantal punten uitgebreid. Voor het perceel van Precisiewerk Zierikzee B.V. geldt een bebouwingspercentage van maximaal 70. Aan twee kanten van het perceel is een strook grond waarop geen gebouwen mogen worden gebouwd, nu deze stroken buiten het bebouwingsvlak vallen.
De Afdeling is van oordeel dat het bebouwingspercentage alsmede de maatvoerings- en situeringseisen zoals deze gelden voor het perceel van Precisiewerk Zierikzee B.V., niet onredelijk zijn te achten. Precisiewerk Zierikzee B.V. heeft niet aangevoerd dat dit percentage geen recht doet aan de omvang van de bestaande bebouwing op het perceel of dat voor concrete uitbreidingsplannen een hoger bebouwingspercentage noodzakelijk is. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de opgenomen voorschriften leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering.
Deze beroepsgrond faalt derhalve.
2.6.2. Op plankaart 2c zijn de hoogtelijnen vanwege het nabijgelegen beschermde stadsgezicht van Zierikzee ten opzichte van het vorige plan aangepast in die zin dat tussen de verschillende hoogtelijnen nu een aanduiding is opgenomen die de maximale bebouwingshoogte aangeeft. In het vorige plan ontbrak een dergelijke aanduiding, waardoor onduidelijk was welke bouwhoogten van toepassing waren. Thans gelden voor het perceel van Precisiewerk Zierikzee B.V. bouwhoogten van respectievelijk 10, 10,5 en 11 meter, waarbij voor twee hoeken van het perceel inclusief een klein deel van de bebouwing een bouwhoogte van 10 respectievelijk 11 meter van toepassing is. De toepassing van het zichtlijnenbeleid zoals dit in het plan is verwerkt brengt een zekere beperking van de bouwmogelijkheden van Precisiewerk Zierikzee B.V. met zich. Ter zitting is van de zijde van het college en de raad nogmaals naar voren gebracht dat zij geen aanleiding zien om af te wijken van het zichtlijnenbeleid in verband met het beschermde stadsgezicht van de kern van Zierikzee. Het college en de raad hebben naar het oordeel van de Afdeling evenwel onvoldoende onderzocht of de wijze waarop het zichtlijnenbeleid voor het perceel van Precisiewerk Zierikzee B.V. thans concreet is uitgewerkt uitsluitend op deze wijze mogelijk is. Niet aannemelijk is gemaakt dat het opnemen van bijvoorbeeld één bouwhoogte voor het perceel een zodanige afwijking van het zichtlijnenbeleid met zich zou brengen dat de raad en het college daar in redelijkheid geen medewerking aan hebben hoeven verlenen. Dit onderdeel van het beroep slaagt derhalve.
2.6.3. Ten aanzien van het bezwaar tegen de bestemming voor de metaalbewerkingsactiviteiten, overweegt de Afdeling als volgt.
Niet in geschil is dat de metaalbewerkingsactiviteiten van het bedrijf in milieucategorie 3.2 vallen. De aan het perceel toegekende bestemming staat bij recht bedrijven toe tot maximaal milieucategorie 3.1. Deze bestemming volstaat derhalve niet voor deze bedrijfsactiviteiten. Van de zijde van Precisiewerk Zierikzee B.V. is gesteld dat onder een metaalgieterij normaal gesproken geen metaalbewerkingsactiviteiten vallen, zodat de toegekende aanduiding 'metaalgieterij (mg)' evenmin volstaat. De Afdeling is van oordeel dat het college in navolging van de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat de metaalbewerkingsactiviteiten kunnen worden begrepen onder de aan het bedrijfsperceel toegekende aanduiding 'metaalgieterij (mg)'. Het vorenstaande brengt met zich dat een gedeelte van de bedrijfsactiviteiten is wegbestemd. In de stukken en tijdens het verhandelde ter zitting hebben de raad en het college evenwel gesteld dat het de bedoeling was alle bedrijfsactiviteiten van Precisiewerk Zierikzee B.V. als zodanig te bestemmen. Nu dit niet is gebeurd, kan niet worden gezegd dat het plan in zoverre strekt tot een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt.
2.6.4. Overigens merkt de Afdeling op dat bij het gebruiken van de VNG-brochure voor het bepalen van de in het algemeen op het perceel toe te laten bedrijven, anders dan het college in navolging van de raad heeft gesteld, geen bezwaar behoeft te bestaan tegen het bij recht toekennen van milieucategorie 3.2 op grond van de afstanden die zijn opgenomen in de VNG-brochure. Op het industrieterrein aan de Julianastraat zijn slechts enkele burgerwoningen aanwezig zodat kan worden uitgegaan van het omgevingstype gemengd gebied. Op grond van de VNG-brochure kan dan voor categorie 3.2 bedrijven in beginsel een afstand van 50 meter worden aangehouden. Aan deze afstand wordt voldaan nu de burgerwoningen op ongeveer 90 meter van het perceel van Precisiewerk Zierikzee B.V. liggen.
2.7. De conclusie is dat hetgeen Precisiewerk Zierikzee B.V. heeft aangevoerd ten aanzien van de hoogtelijnen op de plankaart voorzover deze betrekking hebben op haar perceel, en de aan het bedrijf toegekende bestemming aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan in zoverre goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "B3.1(mg)" dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet tevens aanleiding om zelfvoorziend goedkeuring te onthouden aan voornoemd plandeel.
2.8. Het college dient ten aanzien van Precisiewerk Zierikzee B.V. op navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van17 maart 2009, kenmerk 09013328/85/13, voor zover het betreft de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "B3.1(mg)";
III. onthoudt goedkeuring aan het onder II genoemde plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het onder II genoemde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland tot vergoeding van bij Precisiewerk Zierikzee B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 682,25 (zegge: zeshonderdtweeëntachtig euro en vijfentwintig eurocent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zeeland aan Precisiewerk Zierikzee B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010
234-608.