ECLI:NL:RVS:2010:BN1929

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000839/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor bedrijfspand en geschil over bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep van de appellant tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning, verleend op 22 mei 2008, betreft de oprichting van een bedrijfspand op een locatie met de bestemming 'gemengde doeleinden'. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar op 13 januari 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 9 december 2009 de beslissing van het college bevestigd.

De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij betoogt dat de afstand tot de achterste perceelsgrens niet in overeenstemming is met de planvoorschriften. De rechtbank had volgens hem ten onrechte geoordeeld dat de afstand van één meter tot de achterste perceelsgrens niet in strijd is met het bestemmingsplan. De Raad van State heeft de zaak op 14 juli 2010 behandeld, waarbij zowel de appellant als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De Raad van State overweegt dat het bestemmingsplan 'Oude Molen 2000' geen specifieke bepaling bevat voor de afstand tot de achterste perceelsgrens voor percelen met de bestemming 'gemengde doeleinden'. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de planwetgever een bewuste keuze heeft gemaakt door geen minimale afstand tot de achterste perceelsgrens op te nemen. De afstand van één meter is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan. Het hoger beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201000839/1/H1.
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) van 9 december 2009 in zaak nr. 09/906 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2008 heeft het college [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van een bedrijfspand aan de [locaties] te [plaats].
Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2009, verzonden op 15 december 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.M. Smits, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door P.I. Izeboud, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], in persoon en bijgestaan door mr. W.H. Lindhout, advocaat te Bergen op Zoom, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Oude Molen 2000" rust op de percelen [locaties] te [plaats] de bestemming 'gemengde doeleinden'.
Ingevolge artikel 8, onderdeel III, sub b, van de planvoorschriften moet de afstand van de voorgevel tot aan de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens minimaal 10,00 meter bedragen.
Ingevolge artikel 8, onderdeel III, sub f, van de planvoorschriften moet de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 4,00 meter bedragen.
2.2. De afstand tussen het bouwplan en de achterste perceelsgrens, waarvoor geen specifieke bepaling in het bestemmingsplan is opgenomen, bedraagt één meter.
2.3. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het standpunt van [appellant] dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, zoals genoemd in artikel 8, onderdeel III, sub f, van de planvoorschriften, ook van toepassing moet worden geacht op de achterste perceelsgrens, niet kan worden gevolgd.
Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat in artikel 5, onderdeel III, sub d, dat betrekking heeft op percelen met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden 2', een minimale afstand tot de achterste perceelsgrens van ten minste 5,00 meter, naast een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van ten minste 2,00 meter, is opgenomen en dat dit niet is gebeurd voor percelen met de bestemming 'gemengde doeleinden'. Aangenomen moet dan ook worden dat de planwetgever hierin een bewuste keuze heeft gemaakt. Voor het standpunt van [appellant] dat dit artikel analoog moet worden toegepast voor percelen met de bestemming 'gemengde doeleinden', valt in de planvoorschriften geen steun te vinden. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat voor het bouwplan geen minimale afstand tot de achterste perceelsgrens geldt. Een afstand van één meter tussen het bouwplan en de achterste perceelsgrens is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan.
Hetgeen [appellant] verder in dit verband heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunt voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010
202.