201000839/1/H1.
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) van 9 december 2009 in zaak nr. 09/906 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college).
Bij besluit van 22 mei 2008 heeft het college [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van een bedrijfspand aan de [locaties] te [plaats].
Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2009, verzonden op 15 december 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.M. Smits, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door P.I. Izeboud, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], in persoon en bijgestaan door mr. W.H. Lindhout, advocaat te Bergen op Zoom, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Oude Molen 2000" rust op de percelen [locaties] te [plaats] de bestemming 'gemengde doeleinden'.
Ingevolge artikel 8, onderdeel III, sub b, van de planvoorschriften moet de afstand van de voorgevel tot aan de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens minimaal 10,00 meter bedragen.
Ingevolge artikel 8, onderdeel III, sub f, van de planvoorschriften moet de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 4,00 meter bedragen.
2.2. De afstand tussen het bouwplan en de achterste perceelsgrens, waarvoor geen specifieke bepaling in het bestemmingsplan is opgenomen, bedraagt één meter.
2.3. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het standpunt van [appellant] dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, zoals genoemd in artikel 8, onderdeel III, sub f, van de planvoorschriften, ook van toepassing moet worden geacht op de achterste perceelsgrens, niet kan worden gevolgd.
Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat in artikel 5, onderdeel III, sub d, dat betrekking heeft op percelen met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden 2', een minimale afstand tot de achterste perceelsgrens van ten minste 5,00 meter, naast een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van ten minste 2,00 meter, is opgenomen en dat dit niet is gebeurd voor percelen met de bestemming 'gemengde doeleinden'. Aangenomen moet dan ook worden dat de planwetgever hierin een bewuste keuze heeft gemaakt. Voor het standpunt van [appellant] dat dit artikel analoog moet worden toegepast voor percelen met de bestemming 'gemengde doeleinden', valt in de planvoorschriften geen steun te vinden. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat voor het bouwplan geen minimale afstand tot de achterste perceelsgrens geldt. Een afstand van één meter tussen het bouwplan en de achterste perceelsgrens is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan.
Hetgeen [appellant] verder in dit verband heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunt voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010