200808045/1/R2.
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting de Faunabescherming, gevestigd te Amstelveen,
appellante,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.
Bij besluiten van 9 juni 2008, met de kenmerken DRZ. 2008/2213-1, DRZ. 2008/2213-2 en DRZ. 2008/2213-3, heeft de minister ingevolge artikel 20, tweede lid, gelezen in samenhang met eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) beperkingen gesteld aan de toegang tot de gebiedsdelen 'bodembeschermingsgebied Voordelta', 'Hinderplaat, Bollen van de Ooster, Bollen van het Nieuwe Zand' en 'Verklikkerplaat en Slikken van Voorne', die zijn gelegen binnen het Natura 2000-gebied "Voordelta".
Bij besluit van 23 september 2008, kenmerk DRR&R/2008/6365, verzonden op 23 september 2008, heeft de minister de door de Faunabescherming tegen deze drie besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de Faunabescherming bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 november 2008, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De minister heeft zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.
De minister heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2010, waar de Faunabescherming, vertegenwoordigd door H. Baptist, werkzaam bij ecologisch adviesbureau Henk Baptist, en de minister, vertegenwoordigd door mr. E.J. Snijders-Storm, advocaat te Den Haag, en ing. J.P.M.D. Karssemeijer, werkzaam bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zijn verschenen.
2.1. De Faunabescherming heeft ter zitting het beroep beperkt tot het toegangbeperkingsbesluit (hierna: TBB) dat ziet op het gebiedsdeel 'Hinderplaat, Bollen van de Ooster, Bollen van het Nieuwe Zand', voor zover dit TBB ziet op de toegang tot de Bollen van het Nieuwe Zand. De overige beroepsgronden zijn ingetrokken.
2.2. De Faunabescherming betoogt dat de toegang tot het rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand ten onrechte slechts is beperkt tot de periode 1 november tot 1 mei. Hiertoe voert de Faunabescherming aan dat dit rustgebied voor de zwarte zee-eend op basis van de passende beoordeling en het plan-MER die voor het beheerplan Voordelta zijn opgesteld het gehele jaar gesloten zou moeten zijn. Hierbij verwijst zij naar het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening, dat is uitgebracht ten behoeve van de procedure omtrent de vaststelling van het beheerplan Voordelta.
2.3. In het bestreden besluit is vermeld dat de drie onderhavige TBB's deels dienen ter realisering van Natura 2000-doelstellingen en deels ter compensatie van de significante effecten van de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Hierbij stelt de minister zich op het standpunt dat de beperking van de toegang tot het rustgebied ‘Bollen van het Nieuwe Zand’ slechts geldt voor de winterperiode, omdat deze maatregel is bedoeld ter compensatie van verlies van foerageergebied voor de zwarte zee-eend als gevolg van de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Voorts stelt de minister dat in het besluit tot aanwijzing van de Voordelta als speciale beschermingszone, voor de zwarte zee-eend slechts een behouddoelstelling is opgenomen voor deze vogelsoort als wintergast.
2.4. Ingevolge artikel 20, tweede lid, gelezen in samenhang met het eerste lid, van de Nbw 1998, kan de minister de toegang tot een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van deze wet, beperken voor zover dit noodzakelijk is voor de bescherming van natuurwaarden.
Ingevolge het derde artikellid, is het verboden om in strijd met de beperkingen die ingevolge het eerste en tweede lid zijn opgelegd, zich te bevinden in een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 1998 of gedeelten daarvan.
2.5. Ingevolge artikel 10a, eerste lid, van de Nbw 1998, voor zover hier van belang, wijst de minister gebieden aan ter uitvoering van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats van de wilde flora en fauna (PbEG L 206, hierna: de Habitatrichtlijn) en richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103; hierna: de Vogelrichtlijn).
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft de minister het gebied Voordelta aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn en het besluit van 24 maart 2000 tot aanwijzing van het gebied Voordelta als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn, zoals gewijzigd bij besluit van 7 december 2001, gewijzigd.
2.6. Ten aanzien van het jaarrond beperken van de toegang tot het rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand wegens de aanwezigheid van de zwarte zee-eend, wordt overwogen dat in het aanwijzingsbesluit voor de Voordelta met betrekking tot de zwarte zee-eend de volgende instandhoudingsdoelstelling is geformuleerd: "Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 9.700 vogels (midwinter aantal)."
Blijkens de toelichting bij het aanwijzingsbesluit is de zwarte zee-eend een wintergast en heeft de Voordelta onder meer een functie als foerageergebied voor deze soort. Het betreft het belangrijkste gebied na de Noordzeekustzone. Behoud van de huidige situatie is voldoende ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding van de populatie. Tevens is vermeld dat bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte voor de zwarte zee-eend in het bodembeschermingsgebied van de Voordelta een compensatieopgave zal gelden, omdat de aanleg en aanwezigheid van de Tweede Maasvlakte op basis van worst case aannamen een significant negatief effect heeft op de zwarte zee-eend.
2.6.1. In het deskundigenbericht wordt op dit punt verwezen naar het deskundigenbericht dat is uitgebracht ten behoeve van de procedure omtrent de vaststelling van het Beheerplan Voordelta (uitspraak van 16 december 2009 in zaak nr.
200806343/1/R2). Volgens dat deskundigenbericht is het rustgebied Bollen van het Nieuwe Zand slechts gesloten in de winterperiode omdat dit rustgebied is ingesteld ter compensatie van effecten op foeragerende zwarte zee-eenden die hier als wintergasten verblijven. Daarbij wordt in dat deskundigenbericht verwezen naar tabel 11.3 op bladzijde 110 in het Beheerplan Voordelta, waaruit blijkt dat Bollen van het Nieuwe Zand zich uitsluitend kwalificeert als rustgebied voor de zwarte zee-eend en dit een compensatiemaatregel betreft in verband met de aanleg van de Tweede Maasvlakte.
Met betrekking tot de passage in dat deskundigenbericht dat de inhoud van diverse rapporten aanleiding geeft om het rustgebied jaarrond te sluiten wegens de aanwezigheid van de zwarte zee-eend in de zomerperiode, overweegt de Afdeling dat die constatering in dat deskundigenbericht geen betrekking heeft op de instandhoudingsdoelstelling voor deze vogelsoort zoals die is geformuleerd in het aanwijzingsbesluit voor de Voordelta.
2.6.2. Nu in onderhavige procedure de compensatieopgave als gevolg van de aanleg van de Tweede Maasvlakte als zodanig niet aan de orde kan worden gesteld en de instandhoudingsdoelstelling ten aanzien van de zwarte zee-eend in het aanwijzingsbesluit voor de Voordelta niet noopt tot het beperken van de toegang tot de Bollen van het Nieuwe Zand in de periode van 1 mei tot 1 november, heeft de minister in redelijkheid in hetgeen de Faunabescherming heeft aangevoerd geen aanleiding behoeven te zien om de toegang tot dit rustgebied het gehele jaar te beperken. Hierbij is in aanmerking genomen dat door de Faunabescherming niet aannemelijk is gemaakt dat beperking van de toegang in de periode mei tot november een noodzakelijk vereiste is voor een adequaat functioneren van het rustgebied voor de zwarte zee-eend in de winterperiode.
2.7. In hetgeen de Faunabescherming heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de minister niet in redelijkheid het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op het TBB voor het gebiedsdeel 'Hinderplaat, Bollen van de Ooster, Bollen van het Nieuwe Zand', heeft kunnen nemen. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010