201001444/1/H2.
Datum uitspraak: 28 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 januari 2010 in zaak nr. 08/1886 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Beek (hierna: de gemeenteraad).
Bij besluit van 16 december 2004 heeft de gemeenteraad een verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 27 juni 2005 heeft hij het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 januari 2008 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 november 2008 in zaak nr.
200800934/1heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen.
Bij uitspraak van 6 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 juni 2005 vernietigd en de gemeenteraad opgedragen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen binnen acht weken een nieuw besluit op het door [appellant] gemaakte bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 maart 2010.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. PH.W.A.M. van Roy, advocaat te Beek, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. E.J.S. Verjans, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat zij, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 12 november 2008, de vraag moet beantwoorden of [appellant], wat betreft het perceel, kadastraal bekend gemeente Beek, sectie […] nummer […], ten gevolge van het bestemmingsplan "Kern Beek" schade lijdt, die voor vergoeding in aanmerking komt, heeft miskend dat zij die vraag ook voor het perceel, sectie […] nummer […] (hierna: perceel 2) moest beantwoorden, nu de percelen zijn ontstaan uit een splitsing van het voormalige perceel, kadastraal bekend gemeente Beek, sectie […]nummer […], dat hij in 1990 in eigendom heeft verworven.
2.2. Dat betoog faalt. De Afdeling heeft in die uitspraak overwogen dat [appellant] op 14 juni 2002 eigenaar van perceel 2 is geworden en de rechtbank in de uitspraak van 3 januari 2008 met juistheid heeft overwogen dat het verzoek om vergoeding van planschade reeds daarom in zoverre niet voor inwilliging in aanmerking kwam. Daarvan had de rechtbank uit te gaan.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010