ECLI:NL:RVS:2010:BN2606

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003526/1/R1 en 201003526/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging wijzigingsplan Vredehofweg 15 te Rotterdam

Op 8 februari 2010 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Vredehofweg 15" vastgesteld. Dit plan betreft het leegstaande koetshuis op het terrein van de Montessorischool aan de Vredehofweg 15, dat bedoeld is voor onderwijsondersteunende voorzieningen. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Rotterdam, op 12 april 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 21 juni 2010 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. W.J. Haeser, en het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman.

In de overwegingen van de voorzitter werd vastgesteld dat het wijzigingsplan niet voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Appellanten betoogden dat de wijzigingsbevoegdheid onvoldoende objectief is begrensd, omdat het bestemmingsplan niet duidelijk maakt in welke gevallen de bestemming "Wonen" kan worden gewijzigd. Het dagelijks bestuur stelde dat de wijzigingsbevoegdheid voldoende objectief is, maar de voorzitter oordeelde dat de bouwregels voor het wijzigingsplan niet nader zijn bepaald, wat betekent dat er geen beperkingen gelden voor de bouwmogelijkheden op het perceel.

De voorzitter concludeerde dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep werd gegrond verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 juli 2010.

Uitspraak

201003526/1/R1 en 201003526/2/R1.
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Rotterdam,
appellanten,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2010 heeft het dagelijks bestuur het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Vredehofweg 15" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2010, hebben
[appellant] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het dagelijks bestuur heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 juni 2010, waar [appellant] en anderen, in persoon en bijgestaan door mr. W.J. Haeser, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door
mr. S.B.H. Fijneman, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het wijzigingsplan heeft betrekking op het koetshuis, gelegen op het terrein van de Montessorischool aan de Vredehofweg 15. Het leegstaande koetshuis en het bijbehorende terrein zijn verworven met het doel de onderwijsondersteunende voorzieningen uit te breiden. De nieuwe eigenaar heeft aangegeven het pand in gebruik te willen nemen voor tussenschoolse en buitenschoolse opvang en voor overige aanvullende onderwijsactiviteiten.
2.3. Het beroep van [appellant] en anderen is gericht tegen de vaststelling van het wijzigingsplan. Zij voeren hiertoe in beroep onder meer aan dat de wijzigingsbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Beschermd Stadsgezicht Kralingen" (hierna: het bestemmingsplan), met toepassing waarvan het onderhavige wijzigingsplan tot stand is gebracht, niet voldoet aan de door de wet en de jurisprudentie gestelde eis dat zodanige bevoegdheid door objectieve normen begrensd dient te zijn, omdat in dit artikel niet is opgenomen in welke bestemming de vigerende bestemming "Wonen" kan worden gewijzigd. Voorts betogen zij dat geen bouwvoorschriften gelden en de bouwmogelijkheden op het perceel Vredehofweg 15 niet zijn begrensd.
2.4. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de voorschriften voldoende objectief is begrensd, aangezien in dit artikel staat dat de bestemming "Wonen" kan worden gewijzigd in educatieve doeleinden in de vorm van onderwijsondersteunende voorzieningen, zoals leerlingenopvang, administratieve ruimte, materiaalopslag en dergelijke ten behoeve van de naastgelegen school. In het wijzigingsplan is gekozen om het voorgaande aan te duiden als "Maatschappelijke voorzieningen I", aldus het dagelijks bestuur.
2.5. Ingevolge artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan kan […] het bestemmingsplan worden gewijzigd door de bestemming "Wonen" op het perceel Vredehofweg 15 om te zetten in educatieve doeleinden in de vorm van onderwijsondersteunende voorzieningen, zoals leerlingenopvang, administratieve ruimte, materiaalopslag en dergelijke, ter tegemoetkoming aan nader blijkende behoefte hieraan van de naastgelegen school.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de voorschriften zijn gronden met de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen" bestemd voor sociale, culturele, medische, educatieve of levensbeschouwelijke doeleinden, dan wel ten behoeve van de openbare dienst, […].
In de aanhef van de regels behorende bij het wijzigingsplan staat dat de bestemming ter plaatse van het perceel Vredehofweg 15 wordt gewijzigd van "Wonen" in "Educatieve doeleinden in de vorm van onderwijsondersteunende voorzieningen, zoals leerlingenopvang, administratieve ruimte, materiaalopslag en dergelijke ten behoeve van de naastgelegen school" en dat de laatstgenoemde bestemming wordt geformuleerd als "Maatschappelijke voorzieningen I".
Ingevolge artikel 1 van de regels behorende bij het wijzigingsplan is de grond aangewezen voor "Maatschappelijke voorzieningen I" bestemd voor "educatieve doeleinden in de vorm van onderwijsondersteunende voorzieningen, zoals leerlingenopvang, administratieve ruimte, materiaalopslag en dergelijke ten behoeve van de naastgelegen school" (conform het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de voorschriften "Beschermd Stadsgezicht Kralingen").
Ingevolge artikel 2 mag op de in het eerste lid genoemde grond uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in dat lid genoemde functies. De voorzitter verstaat dit aldus dat met het eerste lid wordt bedoeld artikel 1 van de regels behorende bij het wijzigingsplan.
2.6. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
Mede gelet op de rechtszekerheid van belanghebbenden dient in een wijzigingsbepaling in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro berustende wijzigingsbevoegdheid dient derhalve in deze beide opzichten door voldoende objectieve normen te worden begrensd.
De vraag of een wijzigingsbepaling door voldoende objectieve normen wordt begrensd hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid.
2.7. De voorzitter is van oordeel dat, hoewel artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de voorschriften onherroepelijk is goedgekeurd, dit er niet aan in de weg staat om het artikel op zijn verbindendheid te toetsen.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat een bestemming slechts kan worden gewijzigd in een andere reeds in het bestemmingsplan voorkomende bestemming, overweegt de voorzitter dat artikel 3.6, eerste lid, aanhef en ander a, van de Wro hiertoe niet dwingt. Gelet op hetgeen in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, is bepaald, is voldoende objectief begrensd welk gebruik op het perceel Vredehofweg 15 na wijziging is toegestaan, zodat de voorzitter geen aanleiding ziet om dit artikel om die reden onverbindend te achten.
[appellant] en anderen betogen evenwel terecht dat, mede door het ontbreken van een verklaring op de kaart van het wijzigingsplan, de bouwregels voor het wijzigingsplan niet nader zijn bepaald, hetgeen betekent dat voor de bouwmogelijkheden op het perceel Vredehofweg 15 geen beperking geldt. Het dagelijks bestuur heeft het voorgaande niet onderkend.
2.8. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3.6 in samenhang gelezen met artikel 3.1, eerste lid, van de Wro te worden vernietigd. Gelet hierop behoeft hetgeen [appellant] en anderen voor het overige hebben aangevoerd geen bespreking meer.
2.9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.10. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk van 8 februari 2010 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Vredehofweg 15";
III. wijst het verzoek af;
IV. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1311,00 (zegge: dertienhonderdelf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bechinka
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010
371-634.