ECLI:NL:RVS:2010:BN3142
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- E.J.A. Idema
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in huisvestingskwestie te Utrecht
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 juli 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoekster], die in Utrecht woont, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Dit college had op 4 december 2009 vastgesteld dat de woonruimte aan [locatie] te Utrecht door het vertrek van [verzoekster] vrijgekomen was voor distributie. Tevens werd aan [verzoekster] de huisvestingsvergunning geweigerd en werd de ontruiming van de woonruimte bevolen.
Het college verklaarde het bezwaar van [verzoekster] tegen dit besluit ongegrond op 23 februari 2010. De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht verklaarde op 6 april 2010 het beroep van [verzoekster] ongegrond. Hiertegen heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 8 juli 2010 heeft [verzoekster] haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat, mr. D.D. Pietersz.
De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het college had zich beroepen op onderzoek van de Dienst Stadsontwikkeling, waaruit bleek dat [verzoekster] de woonruimte in augustus 2008 had verlaten en zonder toestemming had onderverhuurd. Dit leidde tot de conclusie dat de huisvestingsvergunning was vervallen en de woonruimte vrijgekomen was voor distributie. De voorzitter oordeelde dat de argumenten van [verzoekster] niet voldoende waren om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.