ECLI:NL:RVS:2010:BN3165

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909717/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor dempen en graven van water in de Klaas Engelbrechtspolder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2009. Het hoger beroep is ingesteld tegen de vergunning die op 13 oktober 2008 door het college is verleend aan [vergunninghouder] voor het dempen en graven van water in de Klaas Engelbrechtspolder nabij [locatie] te [plaats]. De vergunning is vervallen op 13 oktober 2009, omdat de vergunde werken niet binnen het jaar na de vergunning zijn uitgevoerd. Op 7 december 2009 heeft het college een nieuwe vergunning verleend voor dezelfde werkzaamheden. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen deze nieuwe vergunning, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 juni 2010 behandeld. [appellant] betoogde dat de voorzieningenrechter had miskend dat er wateroverlast en schade op zijn perceel was veroorzaakt door het dempen van de sloot. Hij voerde aan dat de drainagebuizen niet meer in staat waren om het water van zijn perceel te lozen. Het college heeft echter gesteld dat de wateroverlast voldoende is gewaarborgd door het teruggraven van gedempt water en het aanbrengen van drainage. De Afdeling oordeelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij wateroverlast ondervond door de demping van de sloot.

Daarnaast betoogde [appellant] dat de voorzieningenrechter ten onrechte had overwogen dat het college de eigendomssituatie ter plaatse mocht negeren. De Afdeling oordeelde dat het college waterstaatkundige belangen moest behartigen en dat de eigendomsverhoudingen van [appellant] niet relevant waren voor de besluitvorming over de vergunning.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200909717/1/H2.
Datum uitspraak: 4 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2009 in zaak nrs. 09/8290 en 09/4751 in het geding tussen:
[appellant]
en
college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft het college een vergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het dempen en graven van water in de Klaas Engelbrechtspolder nabij [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 8 juni 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Delfland heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college vertegenwoordigd door mr. T. Dreessen, werkzaam bij het hoogheemraadschap, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende] verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vergunning, die het college bij besluit van 13 oktober 2008 heeft verleend, is vervallen op 13 oktober 2009, aangezien niet is voldaan aan het in de vergunning opgenomen voorschrift dat de vergunde werken binnen één jaar na dagtekening van de vergunning zijn uitgevoerd. Bij besluit van 7 december 2009 heeft het college een nieuwe vergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het uitvoeren van dezelfde werkzaamheden als waarvoor de vervallen vergunning was verleend. Tegen deze nieuwe vergunning heeft [appellant] nadat zijn bezwaar daartegen ongegrond is verklaard beroep ingesteld bij de rechtbank. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] nog belang heeft bij de behandeling van het hoger beroep, teneinde het inhoudelijk oordeel van de Afdeling te kunnen betrekken bij de procedure die hij voert tegen de nieuwe vergunning.
2.2. Ingevolge artikel 13, aanhef en eerste lid, van de Keur Delfland 2008 (hierna: de Keur) is het verboden in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland bestaande waterstaatswerken te beschadigen, te verwijderen, te dempen, te veranderen of nieuwe waterstaatswerken aan te leggen.
Ingevolge artikel 16, aanhef en eerste t/m derde lid, is het verboden in, op, onder en boven wateren op enige wijze de waterdoorstroming te wijzigen, te belemmeren of te stremmen, werkzaamheden te verrichten, werken te wijzigen, te beschadigen, te vernietigen, te verwijderen, aan te brengen of te hebben.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, kan het bestuursorgaan voor het afwijken van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen vergunning verlenen.
Ingevolge artikel 22, aanhef en vierde lid, onder a, kan een vergunning onder beperkingen worden verleend en kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden. Hierbij geldt dat aan een vergunning onder meer het voorschrift kan worden verbonden dat de vergunninghouder compensatie moet verrichten met het oog op de bescherming van de waterhuishoudkundige belangen.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat op zijn perceel wateroverlast en schade is veroorzaakt door het dempen van de sloot en heeft foto's overgelegd om de wateroverlast op zijn perceel aan te tonen. [appellant] voert aan dat door de drooglegging van de sloot de drainagebuizen niet meer in staat zijn om het water van zijn perceel te lozen in de gedempte sloot.
2.3.1. Het betoog faalt. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorkoming van wateroverlast voldoende is gewaarborgd. Het college heeft ter zitting bevestigd dat daartoe het oppervlak aan gedempt water in hetzelfde peilvak elders is teruggegraven en daarnaast drainage is aangebracht van de locatie van de gedempte sloot richting de resterende watergang die voor de verdere afwatering zorgt. [appellant] heeft niet, bijvoorbeeld aan de hand van een deskundigenrapport, aannemelijk gemaakt dat hij wateroverlast op zijn perceel ondervindt door het dempen van de sloot. Dit heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen. De door hem overgelegde foto's maken dat niet anders, aangezien daaruit niet kan worden afgeleid dat de daarop zichtbare waterplassen een rechtstreeks gevolg van de demping van de sloot zijn.
Voor zover [appellant] in dit verband heeft beoogd aan te voeren dat de voorzieningenrechter er ten onrechte vanuit gaat dat de gedempte sloot een doodlopende watergang betreft, faalt dit. Gelet op de in het dossier aanwezige tekening heeft de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat de gedempte sloot slechts aan één zijde via een duiker is verbonden met een andere sloot.
2.4. Voorts betoogt [appellant] dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht aan de eigendomssituatie ter plaatse voorbij heeft kunnen gaan.
2.4.1. Het betoog faalt. Aangezien het college waterstaatkundige belangen dient te behartigen en de door [appellant] aangevoerde eigendomsverhoudingen daarop niet zien, diende het college daaraan in het kader van de besluitvorming inzake de gevraagde vergunning voorbij te gaan. De voorzieningenrechter is terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 31 december 2008 in zaak nr.
200802327/1tot dat oordeel gekomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2010
47-658.