ECLI:NL:RVS:2010:BN3172

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908490/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • E.J. Nolles
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en wijziging bestemmingsplan Woonwijken Noordwest door de Raad van State

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juli 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Woonwijken Noordwest". De voorzitter had eerder op 10 juni 2010 het besluit van de raad van de gemeente Heemstede tot vaststelling van het bestemmingsplan geschorst, specifiek voor de plandelen met de bestemming "Wonen". Dit gebeurde omdat er een omissie was in het plan, waardoor het medegebruik van woningen voor aan-huis-verbonden beroepen niet aan een maximum was gebonden. De raad had in zijn verweerschrift bevestigd dat deze beperking niet was opgenomen in de planregels, wat onomkeerbare gevolgen kon hebben voor de betrokken gronden.

Na een verzoek van de raad om de voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen, heeft de voorzitter de zaak op 27 juli 2010 behandeld. De voorzitter concludeerde dat er een spoedeisend belang was om de schorsing op te heffen, omdat de raad had toegezegd een planherziening te zullen doorvoeren om de ontbrekende regel op te nemen. De voorzitter heeft de schorsing opgeheven en een voorlopige voorziening getroffen, waarbij aan de planregels een bepaling werd toegevoegd die het medegebruik van een woning voor een aan-huis-verbonden beroep beperkt tot 25% van de vloeroppervlakte, met een maximum van 75 m2.

De voorzitter heeft de raad van de gemeente Heemstede ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten van de wederpartij, die in verband met de behandeling van het verzoek om opheffing of wijziging waren ontstaan. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke regels in bestemmingsplannen en de noodzaak om onomkeerbare gevolgen voor de betrokkenen te voorkomen.

Uitspraak

200908490/3/R1.
Datum uitspraak: 30 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
de raad van de gemeente Heemstede,
verzoeker,
om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 10 juni 2010, in zaak nr. 200908490/2/R1, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
[wederpartij] en anderen, wonend te [woonplaats], (hierna tezamen in enkelvoud: [wederpartij])
en
de raad van de gemeente Heemstede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 10 juni 2010 heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 24 september 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woonwijken Noordwest" geschorst, voor zover het de plandelen met de bestemming "Wonen" betreft.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 juli 2010, heeft de raad de voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juli 2010, waar [wederpartij], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door A.J. Borg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij voormelde uitspraak, gedaan zonder zitting, heeft de voorzitter het verzoek van [wederpartij] om een voorlopige voorziening ten aanzien van de plandelen met de bestemming "Wonen" toegewezen. De voorzitter heeft hiertoe het volgende overwogen:
"2.2. [wederpartij] betoogt dat een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig is, nu de in artikel 16.3 opgenomen gebruiksregels voor de gronden met bestemming "Wonen" het medegebruik van die gronden voor een aan-huis-verbonden-beroep niet aan een maximum binden. Daardoor biedt het plan ten onrechte de mogelijkheid een woning geheel aan te wenden voor een aan-huis-verbonden beroep. Hij stelt dat het voorheen geldende plan wel voorzag in een maximering, dat de raad zijn zienswijze op dit punt ook gegrond heeft verklaard maar dat desondanks geen daartoe strekkende regel in het plan is opgenomen.
2.3. De raad heeft in zijn (aanvullend) verweerschrift van 15 februari 2010 in de bodemprocedure bevestigd dat verzuimd is bij de planvaststelling een gebruiksregel ter beperking van het medegebruik van woningen voor een aan-huis-verbonden beroep in de planregels op te nemen.
2.4. Nu deze omissie in het plan tot gevolg kan hebben dat hangende de bodemprocedure onomkeerbare gevolgen ontstaan op gronden met de bestemming "Wonen", dient het verzoek als kennelijk gegrond te worden toegewezen. De voorzitter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen."
2.2. In het verzoek om opheffing dan wel wijziging voert de raad aan dat er geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen nu de in het plan opgenomen begripsbepaling van 'aan-huis-verbonden beroep' daaronder een dienstverlenend beroep verstaat [..] dat door de gebruiker van een woning in die woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overstemming is. Naar zijn stelling zal een verzoek om de woning voor 40% of meer te gebruiken voor een aan-huis-verbonden beroep om die reden kunnen worden geweigerd.
Voorts betoogt de raad dat door de schorsing bouwaanvragen die niets te maken hebben met een aan-huis-verbonden beroep, die strijdig zijn met de op dit moment geldende plannen, maar wel passen in het bestemmingsplan "Woonwijken Noordwest" wat betreft de bestemming "Wonen", niet kunnen worden verleend.
2.3. De voorzitter betwijfelt of enkel met toepassing van de door de raad bedoelde begripsbepaling de omvang van het medegebruik van een woning voor een aan-huis-verbonden beroep binnen de plandelen met bestemming "Wonen" kan worden beperkt zoals door de raad is betoogd. In zoverre is er geen aanleiding voor inwilliging van het verzoek.
2.4. Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat in het vastgestelde plan een regel ontbreekt - die wel was opgenomen in het voorheen geldende plan - waarin de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep wordt beperkt tot ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de desbetreffende woning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m2. Het is het ontbreken van deze planregel die [wederpartij] aanleiding heeft gegeven een voorlopige voorziening te vragen. De raad heeft toegezegd deze regel zo spoedig mogelijk in de vorm van een planherziening vast te stellen en als lid 16.3.2 van artikel 16.3. van de regels bij de bestemming "Wonen" in het plan op te nemen, maar heeft verklaard dat het overgangsrecht van het Besluit ruimtelijke ordening zoals dat met ingang van 1 januari 2010 geldt hem op dit moment geen mogelijkheid biedt een herziening vast te stellen van een bestemmingsplan dat niet is gemaakt conform de algemene maatregel van bestuur voorgeschreven 'Standaarden en Regels BestemmingsPlannen 2008 (SRBP 2008)'.
Gelet hierop en nu de schorsing van de plandelen met de bestemming "Wonen" - zoals de raad terecht betoogt - ook bouwaanvragen treft die niets te maken hebben met een aan-huis-verbonden beroep en geen belang is gediend met het om die reden aanhouden dan wel weigeren van die aanvragen, acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig de voorlopige voorziening te wijzigen in die zin dat de schorsing van de plandelen met de bestemming "Wonen" wordt opgeheven en dat aan de planregels als voorlopige voorziening de regel wordt toegevoegd waarin het medegebruik van een woning voor een aan-huis-verbonden beroep wordt beperkt zoals door de raad bij de planvaststelling was beoogd.
2.5. Het betoog van [wederpartij] ter zitting dat de voorzitter hiertoe niet bevoegd is, faalt. Geen rechtsregel staat in de weg aan het treffen van deze voorlopige voorziening.
2.6. Er bestaat aanleiding de raad op na te melden wijze te veroordelen in de proceskosten van [wederpartij].
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. heft de schorsing van het besluit van de raad van de gemeente Heemstede van 24 september 2009 voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" op;
II. treft de voorlopige voorziening dat aan artikel 16.3 van de planregels een lid 16.3.2 wordt toegevoegd: "Voor de omvang van een aan-huis-verbonden beroep geldt de volgende bepaling:
de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de desbetreffende woning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m2";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Heemstede tot vergoeding van bij [wederpartij] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek om opheffing dan wel wijziging opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 17,35 (zegge: zeventien euro en vijfendertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Nolles
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2010
291.