200906724/1/R1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelharnis,
appellant,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft het college van gedeputeerde staten besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Middelharnis bij besluit van 4 december 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Stad aan 't Haringvliet".
Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2009, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2010, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J. den Braber en T.J. van Rossum, werkzaam bij de gemeente, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Sprietsma, werkzaam bij de provincie zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het college heeft gedeeltelijk goedkeuring onthouden aan het plandeel voor de uitbreidingslocatie "Koelhuis e.o." omdat een deel van die uitbreidingslocatie in strijd met structurerend element 6 van het streekplan Zuid-Holland Zuid buiten het in het streekplan aangegeven stads- en dorpsgebied voor Stad aan 't Haringvliet valt. Weliswaar biedt dat structurerend element de mogelijkheid tot afwijking, nadat advies is ingewonnen van de Statencommissie Ruimte en Wonen, maar het college wijst erop dat de Statencommissie in haar vergadering van 11 maart 2009 heeft aangegeven dat knelpunten op Goeree-Overflakkee waarbij wordt afgeweken van het streekplan uitsluitend door haar zullen worden behandeld wanneer een (gezamenlijk concept voor een) Regionale Structuurvisie voor Goeree-Overflakkee voorhanden is. Deze was op het moment van de besluitvorming door het college niet voorhanden. Om die reden heeft het college besloten geen afwijkingsprocedure van het streekplan te starten voor het gedeelte van het bestemmingsplan dat in strijd is met het streekplan. Het college heeft daaraan toegevoegd dat wanneer de uitbreidingslocatie "Koelhuis e.o." wordt opgenomen in de Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee en over deze visie in relatie tot de provinciale structuurvisie overeenstemming is bereikt, bij de huidige stand van zaken geen belemmeringen meer zijn voor de ontwikkeling van de locatie.
2.3. Het college van burgemeester en wethouders betoogt dat het college van gedeputeerde staten ten onrechte om een formele reden tot de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring heeft besloten en niet in voldoende mate heeft onderzocht of en zo ja in hoeverre het gedeelte van de uitbreidingslocatie dat buiten de aanduiding "stads- en dorpsgebied" van het streekplan valt op grond van het zogenoemde "in- en uitdeukbeleid" voor goedkeuring in aanmerking komt. Daarbij worden gronden die binnen de bebouwingscontour vallen met behoud van de agrarische bestemming uitgeruild tegen gronden buiten de bebouwingscontour voor een uitbreidingslocatie. Dit beleid had naar zijn stelling te meer moeten worden toegepast nu een deel van het nieuwbouwproject "Koelhuis e.o.", dat onder andere ziet op de bouw van een zorgcomplex met huisartspraktijk, starterswoningen en een verscheidenheid aan woningtypes, wel binnen de in het streekplan Zuid-Holland Zuid aangegeven stads- en dorpsbegrenzing valt. Doordat echter gedeeltelijk goedkeuring is onthouden aan het plandeel is het wel goedgekeurde deel van het nieuwbouwplan niet uitvoerbaar, aldus het college van burgemeester en wethouders.
2.4. Ter zitting heeft het college van gedeputeerde staten onweersproken gesteld dat het door het college van burgemeester en wethouders bedoelde 'in- en uitdeukbeleid' geen onderdeel is van het provinciale beleid zoals dat gold ten tijde van het bestreden besluit. Het betoog van het college van burgemeester en wethouders dat dit beleid ten onrechte niet bij het nemen van het besluit is betrokken, faalt derhalve.
Voorts is tussen partijen niet in geschil dat nieuwe stads- en dorpsvoorzieningen op grond van structurerend element 6 van het streekplan binnen de bestaande, op de streekplankaart aangegeven, bebouwingsgrenzen van een kern dienen te worden gerealiseerd, dat het deel van de uitbreidingslocatie "Koelhuis e.o." waaraan goedkeuring is onthouden buiten de bebouwingsgrens van het streekplan voor Stad aan 't Haringvliet ligt en dat dit deel op de streekplankaart is aangeduid als agrarisch gebied. Het college stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat het gedeelte van het plan dat voorziet in uitbreiding van de dorpsbebouwing op die gronden, in strijd is met het streekplanbeleid.
Voor zover het college van burgemeester en wethouders heeft betoogd dat het college van gedeputeerde staten ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor een afwijking van het provinciale beleid, faalt dat betoog. Het college heeft het besluit van de Statencommissie Ruimte en Wonen van 11 maart 2009 om knelpunten op Goeree-Overflakkee waarbij wordt afgeweken van het streekplan alleen in behandeling te nemen indien een (concept) regionale structuurvisie voor dat gebied beschikbaar is, in redelijkheid kunnen opvatten als een negatief advies op een in te dienen verzoek voor afwijking van het streekplanbeleid zolang geen structuurvisie was vastgesteld. Nu niet in geschil is dat die structuurvisie ten tijde van het bestreden besluit niet - ook niet in concept - was vastgesteld en een regionale structuurvisie het college het benodigde inzicht kon verschaffen omtrent de samenhang van veranderingen in ruimtebeslag in de regio, heeft het college van gedeputeerde staten in redelijkheid dat negatieve advies als zijnde zijn standpunt aan zijn weigering om van het streekplanbeleid af te wijken ten grondslag kunnen leggen.
2.5. Het betoog van het college van burgemeester en wethouders ter zitting dat het college van gedeputeerde staten vooruitlopend op de vaststelling van die structuurvisie reeds goedkeuring had kunnen verlenen dan wel zijn besluit had kunnen aanhouden, faalt. Het college heeft bij zijn besluit het plan terecht getoetst aan het geldende beleid en niet aan mogelijk toekomstig beleid. Voorts heeft het college van gedeputeerde staten ter zitting terecht gesteld dat hij bij het nemen van een besluit omtrent goedkeuring is gebonden aan de termijn die daarvoor is gesteld in de WRO en is zijn standpunt dat binnen die termijn geen vaststelling van de structuurvisie was te verwachten, niet onredelijk.
2.6. Ten aanzien van het betoog van het college van burgemeester en wethouders dat door de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring uitvoering van het wel goedgekeurde deel van het uitbreidingsplan niet uitvoerbaar is, wordt overwogen dat de raad door gronden in het plan op te nemen voor dorpsontwikkeling die buiten de bebouwingsgrens van het streekplan liggen, het risico heeft genomen dat aan dat deel van het plan goedkeuring zou kunnen worden onthouden wegens strijd met het streekplan. Voorts is ter zitting gebleken dat uitvoering van enkel het goedkeurde gedeelte weliswaar enige belemmering vormt voor de uitvoering van dat gedeelte doordat het kostenverhogend werkt indien slechts een deel kan worden ontwikkeld, maar dat uitvoering niet onmogelijk is. Onder die omstandigheden is het niet onredelijk dat het college van gedeputeerde staten enkel goedkeuring heeft onthouden aan de plandelen die in strijd zijn met het streekplanbeleid zoals dat gold ten tijde van het bestreden besluit.
2.7. Ook faalt het betoog van het college van burgemeester en wethouders ter zitting om de - naar zijn verwachting positieve - besluitvorming van Provinciale Staten begin juli 2010 omtrent de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte bij de beoordeling van dit geding te betrekken. De Afdeling dient het besluit te toetsen naar de wet- en regelgeving zoals die gold ten tijde van het bestreden besluit. Het besluit van Provinciale Staten van 2 juli 2010 waarbij de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte is vastgesteld waarin een nieuwe grens stads- en dorpsgebied voor Stad aan't Haringvliet is opgenomen en het gebied waaraan bij het bestreden besluit goedkeuring is onthouden thans binnen de grens valt, dient dan ook buiten beschouwing te blijven.
2.8. De conclusie is dat hetgeen het college van burgemeester en wethouders heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel voor de uitbreidingslocatie "Koelhuis e.o." gedeeltelijk in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Nolles
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2010