200908143/1/R3.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Meerssen,
de raad van de gemeente Meerssen,
verweerder.
Bij besluit van 17 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan "Huisvesting woonwagenbewoners"" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 oktober 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door R.L.M. Baltesen, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de bouw van twee woningen aan de Andreas Sauerlaan te Geulle.
2.2. [appellant] betoogt dat de nieuwe bouwmogelijkheid buiten de provinciale bebouwingscontour ligt en daarom gecompenseerd moet worden met nieuwe natuur, zoals dit ook gold toen hijzelf wilde bouwen op een perceel aan de Westbroek te Geulle.
2.3. De raad stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat de bouw van woningen op deze locatie geen nieuwe woningbouw buiten de contour is, omdat de bouw al is toegestaan op basis van een bestemmingsplan dat in werking is getreden voordat het provinciale contourenbeleid is vastgesteld. Voorts stelt de raad, subsidiair, dat er geen noodzaak is om een tegenprestatie te leveren, omdat slechts ten dele en qua begrenzing in beperkte mate sprake is van een nieuwe ontwikkeling buiten de contour.
2.4. De omstandigheid dat het voorheen geldende bestemmingsplan al in een bouwmogelijkheid voor de locatie aan de Andreas Sauerlaan voorzag, leidt niet tot de conclusie dat geen nieuwe bouwmogelijkheid wordt geboden. De bouwmogelijkheid uit het voorheen geldende plan was volgens de daaraan toegekende bestemming specifiek bedoeld voor woonwagenstandplaatsen en is nooit gerealiseerd. Ook van de mogelijkheid die het voorheen geldende plan bood om de bestemming te wijzigen in een bestemming voor vier woningen is geen gebruik gemaakt. Het in het voorliggende plan opnieuw opnemen van een bouwmogelijkheid moet derhalve, anders dan de raad betoogt, als een nieuwe situatie worden beschouwd, zodat het provinciale contourenbeleid daarop van toepassing is.
2.5. De herziening op onderdelen van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2001 "POL-herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg" (hierna: het Contourenbeleid), zoals vastgesteld door provinciale staten van Limburg op 24 juni 2005, is als onderdeel van de integrale herziening opnieuw vastgesteld bij het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (hierna: het POL 2006). In het Contourenbeleid is voor de kernen van Noord- en Midden-Limburg een contour geformuleerd. Deze verbale contour bevindt zich op de grens van het dorpsgebied en het landelijk gebied en is er op gericht om uitbreidingen van het stedelijk ruimtebeslag buiten de contour terug te dringen. Voor het realiseren van woningbouw buiten de contour zijn de volgende voorwaarden geformuleerd. De ontwikkeling is op basis van een reguliere planologische afweging toelaatbaar op de desbetreffende plek. De ontwikkeling vindt plaats aansluitend aan de bestaande of verbale contour of binnen een lint of cluster. Ter plekke worden maatregelen genomen voor een goede landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische inpassing en de ontwikkeling levert een bijdrage aan de kwaliteiten van het gebied in groter verband.
2.6. De locatie aan de Andreas Sauerlaan ligt buiten het bestaand dorpsgebied en buiten de verbale contour. Uit het contourenbeleid, waaraan de raad zich conformeert, volgt dat nieuwe ontwikkelingen hier niet geheel zijn uitgesloten, maar dat maatregelen moeten worden genomen die leiden tot een kwaliteitsverbetering. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat met de opbrengsten van de verkoop van de bouwkavels aan de Andreas Sauerlaan de bodemsanering en reconstructie van de woonwagenstandplaatsen aan de Hoekerweg worden gefinancierd. Aldus wordt een kwaliteitsverbetering in groter verband bewerkstelligd. Omdat het slechts om twee woningen gaat, die, in overeenstemming met het POL 2006, aansluiten op de bestaande lintbebouwing en voorzien worden van een groene inpassing, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg desgevraagd aan de raad laten weten dat het instemt met het standpunt van de raad dat geen extra investering nodig is in de vorm van versterking van de gebieden die horen bij de Ecologische Hoofdstructuur. Het standpunt van de raad dat het plan in overeenstemming is met het beleid is niet onredelijk.
2.7. Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met een eerder door hem zelf voorgesteld bouwplan aan de Westbroek wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat [appellant] geen concreet bouwplan heeft ingediend, doch slechts mondelinge informatie heeft ingewonnen, zodat niet bekend is hoe het college van burgemeester en wethouders zou hebben geoordeeld over een eventuele aanvraag om een bouwvergunning of projectbesluit. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Voor zover [appellant] heeft verwezen naar het door hem ingestelde beroep met betrekking tot de bestemming die aan zijn perceel is gegeven in het bestemmingsplan "Kom Geulle", wordt overwogen dat dit bestemmingsplan in deze procedure niet aan de orde is. Tegen ieder bestemmingsplan afzonderlijk kunnen rechtsmiddelen worden aangewend. Dat [appellant] zijn beroep tegen het bestemmingsplan "Kom Geulle" heeft ingetrokken voordat de Afdeling hierover kon oordelen, komt voor diens rekening en risico.
2.8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010