ECLI:NL:RVS:2010:BN3706

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000958/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving bouwvergunning door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 24 december 2009 het beroep ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland van het verzoek van [appellante] om handhavend op te treden tegen de Regionale Woningbouw Stichting (RWS) wegens bouwen in afwijking van een verleende bouwvergunning. De bouwvergunning was op 21 mei 2007 verleend voor het veranderen van de woning op het perceel Zuid Kerkstraat 47 te Colijnsplaat. Het college heeft op 14 november 2007 het verzoek van [appellante] afgewezen, waarna het bezwaar van [appellante] op 19 mei 2008 ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten niet handhavend op te treden. [appellante] betoogde dat RWS in afwijking van de bouwvergunning had gebouwd, wat schade aan haar woning zou hebben veroorzaakt. De rechtbank concludeerde echter dat niet was aangetoond dat de materialen die door RWS waren gebruikt, afweken van de verleende vergunning. Tijdens de zitting op 9 juli 2010 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H. Goedegebure, en het college door H.W. Oving.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank had, zij het op andere gronden, terecht geoordeeld dat er geen grond was voor handhavend optreden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van de gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201000958/1/H1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 24 december 2009 in zaak nr. 08/599 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2007 heeft het college het verzoek van [appellante] om handhavend op te treden wegens het door de Regionale Woningbouw Stichting, partner in wonen (hierna: RWS), bouwen in afwijking van een op 21 mei 2007 verleende lichte bouwvergunning voor het veranderen van de woning op het perceel Zuid Kerkstraat 47 te Colijnsplaat (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 19 mei 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 februari 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. Goedegebure, advocaat te Zierikzee, en het college, vertegenwoordigd door H.W. Oving, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet handhavend op te treden. Zij stelt dat RWS in afwijking van de bouwvergunning heeft gebouwd, ten gevolge waarvan aanzienlijke schade is ontstaan aan haar woning. Volgens [appellante] is de achtergevel van de woning door RWS ten onrechte niet met kalkzandsteen en een stalen skelet uitgevoerd.
2.2. Allereerst dient te worden vastgesteld of RWS heeft gebouwd in afwijking van de aan haar verleende bouwvergunning.
2.3. Bij besluit van 21 mei 2007 heeft het college aan RWS bouwvergunning verleend voor het veranderen van de woning. In de aanvraag om bouwvergunning, die onderdeel uitmaakt van de verleende bouwvergunning, staat dat de achtergevel "in bestaand materiaal" wordt uitgevoerd. Ter zitting noch uit de in het dossier opgenomen stukken is aannemelijk geworden dat in de bestaande situatie de achtergevel van de woning was uitgevoerd met kalkzandsteen en dat een stalen skelet was aangebracht. Het college heeft zich derhalve, bij besluit op bezwaar van 19 mei 2008, terecht op het standpunt gesteld dat niet is vast komen te staan dat materialen zijn gebruikt in afwijking van de verleende bouwvergunning. Het college was dan ook niet bevoegd handhavend op te treden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, zij het op andere gronden, terecht tot de conclusie gekomen dat geen grond bestond voor handhavend optreden.
Aan hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, wordt dan ook niet toegekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010
163-669.