201002045/1/M2.
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Zuidplas,
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas,
verweerder.
Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het transportbedrijf De Lordd aan de Julianastraat 108 te Moerkapelle afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2010, verzonden op 8 februari 2010, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank te Den Haag ingekomen op 23 februari 2010 en doorgezonden naar de Raad van State, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 8 maart 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, is verschenen. En het college vertegenwoordigd door mr. M.P. Vogelzang, K.R. Wilkens en ing. S. Haghighat, in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgrond dat transportbedrijf De Lordd niet onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer valt maar vergunningplichtig is, ingetrokken.
2.2. [appellant] voert aan te twijfelen aan de juistheid van het akoestisch rapport omdat dit in opdracht van het transportbedrijf is opgesteld.
De Afdeling ziet hierin geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het door Adviesbureau de Haan b.v. te Deventer opgestelde akoestisch rapport. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. [appellant] voert aan dat de geluidvoorschriften worden overtreden. Volgens [appellant] blijkt uit het akoestisch rapport dat de normen worden overschreden. De door het college uitgevoerde meting is volgens hem te beperkt van opzet. Er is niet bij zijn woning gemeten en er zijn geen metingen in de avond- en nachtperiode gedaan.
Daarnaast stelt hij dat uit een kort voor het besluit op bezwaar door het college uitgevoerde meting blijkt dat de geluidnormen worden overschreden.
2.3.1. Het college stelt dat uit het akoestisch rapport en uit een door het college zelf uitgevoerde geluidmeting blijkt dat ruimschoots aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit gestelde geluidnormen wordt voldaan. De woning van [appellant] ligt op ruim 200 meter van het onderhavige bedrijf. De door het college uitgevoerde metingen zijn bij een dichter bij het bedrijf gelegen woning uitgevoerd. Omdat er in de avond- en nachtperiode weinig vrachtwagenbewegingen zijn en omdat in de dagperiode ruimschoots aan de normen wordt voldaan, bestaat er volgens het college geen aanleiding voor het doen van metingen in de avond- en nachtperiode.
De naar aanleiding van een klacht van een buurman van [appellant] uitgevoerde geluidmeting in de nachtperiode heeft volgens het college bij de beoordeling van de bezwaren geen rol kunnen spelen, omdat het meetrapport eerst na het besluit op bezwaar beschikbaar kwam. Er was sprake van een kleine overschrijding van de normen voor de maximale geluidsniveaus. Het bedrijf is gesommeerd om aan de geluidnormen te voldoen en bij latere controlemetingen zijn geen overschrijdingen meer geconstateerd, aldus het college.
2.3.2. De Afdeling stelt vast dat uit de genoemde rapporten blijkt dat ten tijde van het bestreden besluit aan de geluidnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit werd voldaan. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding bestond tot het treffen van handhavingsmaatregelen. De omstandigheid dat uit een later controlerapport (dat dateert van na het bestreden besluit) een geringe overschrijding van het maximale geluidniveau in de nachtperiode blijkt, kan hieraan niet af doen. Deze beroepsgrond faalt.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010