ECLI:NL:RVS:2010:BN4248

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006807/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor gevaarlijke stoffen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn op 25 mei 2010 een besluit genomen waarbij de voorschriften van eerder verleende vergunningen voor een inrichting ten behoeve van de op- en overslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen zijn aangevuld en gewijzigd. Dit besluit is op 2 juni 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft de verzoekster, gevestigd te [plaats], op 14 juli 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 2 augustus 2010 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door E. Stiekema en mr. M. van Wensen, werkzaam bij de gemeente.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Tevens is er een verwijzing naar artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. De verzoekster heeft betoogd dat het indienen van zienswijzen niet zinvol is gebleken, gezien eerdere ervaringen met het college. De voorzitter heeft echter geoordeeld dat deze stelling geen grond biedt voor het oordeel dat de verzoekster niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzitter geconcludeerd dat het beroep naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard en heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is op 9 augustus 2010 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201006807/2/M2.
Datum uitspraak: 9 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2010 heeft het college met toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer de voorschriften, verbonden aan de bij de besluiten van 22 augustus 1997 op grond van de Wet milieubeheer aan [verzoekster] verleende vergunningen voor een inrichting ten behoeve van de op- en overslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen gelegen aan [locatie] te [plaats] aangevuld en gewijzigd. Dit besluit is op 2 juni 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 augustus 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door E. Stiekema, en mr. M. van Wensen, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.3. [verzoekster] heeft over het ontwerpbesluit geen zienswijzen naar voren gebracht. Zij betoogt dat haar dit niet kan worden verweten, nu het naar voren brengen van zienswijzen tegen een ontwerpbesluit - gezien eerdere ervaringen met het college op dat vlak - niet zinvol is gebleken in die zin dat dit nimmer heeft geleid tot een voor haar positieve uitkomst.
2.4. In deze stellingname van [verzoekster], wat daar verder ook van zij, is geen grond gelegen voor het oordeel dat haar niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend.
2.5. Gelet op het vorenstaande zal het beroep naar verwachting van de voorzitter niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2010
375.