201004109/2/R3.
Datum uitspraak: 12 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], U.S.A.
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Snelbouw Haaren B.V., gevestigd te Haaren,
verzoekers,
de raad van de gemeente Haaren,
verweerder.
Bij besluit van 21 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 't Hopveld-Haaren" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 26 april 2010, en Snelbouw bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 27 april 2010, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 27 april 2010, heeft Snelbouw de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 juli 2010, waar Snelbouw, vertegenwoordigd door [bestuurder], bijgestaan door mr. R.H.M. Madou, advocaat te Roosendaal, en de raad, vertegenwoordigd door ing. G. Leeuw en ing. P. Kennes, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de uitbreiding van het bedrijventerrein 't Hopveld dat gelegen is aan de noordoostzijde van de kern Haaren.
Het verzoek van [verzoeker sub 1]
2.3. [verzoeker sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld. In dit verband voert hij aan dat de raad de behoefte aan extra bedrijfsruimte niet heeft onderbouwd. Daarnaast voert hij aan dat de uitbreiding van het bedrijventerrein zich niet met de Nota Ruimte verdraagt. Voorts stelt hij, met verwijzing naar de toename van de verkeersdruk en geluidbelasting in de Kantstraat dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. Ten onrechte worden volgens hem de gevolgen van het plan niet in samenhang met het bestemmingsplan "Gemeentewerf/Brandweerkazerne/Milieustaat" beoordeeld. Volgens [verzoeker sub 1] zal het plan ook tot verstoring van de vaste rust- en verblijfplaatsen van steenuilen in het plangebied leiden. Tevens meent hij dat het plan strijdig is met de Flora- en faunawet nu de landelijke flora in het gebied zal worden aangetast. Volgens [verzoeker sub 1] voorziet het plan verder ten onrechte in een goot- en bouwhoogte van 6 respectievelijk 10 meter voor bedrijfsgebouwen nu deze hoogten zullen leiden tot verstoring van het landschappelijke karakter van de omgeving. Voorts maakt het plan ten onrechte de vestiging mogelijk van het bedrijf Snelbouw, zo voert [verzoeker sub 1] aan. Tot slot voorziet het plan ten onrechte niet in een groenstrook tussen het bedrijventerrein en bestaande aangrenzende woningen, aldus [verzoeker sub 1].
2.4. In het rapport "Onderbouwing behoefteraming bedrijventerrein 't Hopveld II te Haaren" van juli 2007 dat is opgesteld door Oranjewoud staat dat de lokale vraag naar bedrijfsgrond 3,9 hectare bedraagt. Het plan voorziet in ongeveer 3,5 hectare aan bedrijfsgrond. Volgens dit rapport past het voorziene bedrijventerrein voorts binnen het regionale beoordelingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten dat neergelegd is in het Uitwerkingsplan Boxtel, Haaren en Sint Michielgestel.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft [verzoeker sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat aan het behoefteonderzoek gebreken kleven. Evenmin heeft [verzoeker sub 1] aannemelijk gemaakt dat de resultaten van voornoemd rapport verouderd zijn.
In hetgeen [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd ziet de voorzitter verder geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de raad dat de regionale afstemming bij het aanwijzen van nieuwe bedrijfslocaties reeds heeft plaatsgevonden bij de totstandkoming van voornoemd uitwerkingsplan.
2.5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is de raad niet gebonden aan beleid van het Rijk dat is opgenomen in structuurvisies of in andere beleidsdocumenten. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken.
Volgens de plantoelichting ligt het voorziene bedrijventerrein in het in de Nota Ruimte aangewezen nationaal landschap "Het Groene Woud". In algemene zin geldt dat volgens de Nota Ruimte binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt ("ja-mits-regime"). Om die reden zijn grootschalige verstedelijkingslocaties en bedrijventerreinen niet toegestaan binnen "Het Groene Woud", aldus de plantoelichting.
Volgens de plantoelichting wordt in het plan aandacht besteed aan een goede landschappelijke inpassing van bedrijfsbebouwing. In dit verband worden aan de randen van het plangebied representatieve zones voorzien. Daarnaast blijft de structuur en het groene karakter van de Kantstraat bewaard. Voorts is volgens de plantoelichting een landschapsplan ontwikkeld voor het behoud van het groene karakter van het gebied. Verder wordt door toevoeging en vergroting van bestaande groenwallen de kleinschalige openheid van het gebied versterkt. De uitbreiding van 'Hopveld kan daarom niet worden gezien als een grootschalige verstedelijkingslocatie en bedrijventerrein en past dus binnen het "ja-mits-regime", aldus de plantoelichting.
Gelet hierop heeft de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzitter het beleid in de Nota Ruimte ter zake van Het Groene Woud voldoende in zijn belangenafweging betrokken.
2.6. Volgens de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende zienswijzennota zal het aantal motorvoertuigen per etmaal in de Kantstraat toenemen van 870 naar 1000. Bij het verkeersonderzoek is rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied. Daarnaast zal de ontsluiting van het bedrijventerrein aan de Helvoirtseweg worden gesitueerd met het oog op de ontlasting van de Kantstraat. De ontsluiting richting de Kantstraat zal door middel van verkeersmaatregelen worden geblokkeerd. Voorts worden verkeersmaatregelen genomen ten behoeve van een logische routering.
Met betrekking tot de ontwikkeling van de woonwijk Wijngaert III heeft de raad ter zitting toegelicht dat deze ontwikkeling plaatsvindt op een afstand van ongeveer één kilometer vanaf het bedrijventerrein en dat in deze woonwijk enkele tientallen woningen zijn voorzien, zodat geen sprake is van een zodanig omvangrijke ontwikkeling dat hieraan overwegende betekenis moet worden toegekend.
In hetgeen [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de toename van het aantal verkeersbewegingen zodanig groot is dat sprake zal zijn van een onaanvaardbare verkeersituatie.
2.7. Blijkens het rapport "Akoestisch onderzoek, Uitbreiding bedrijventerrein 't Hopveld II te Haaren" van 17 juni 2008 dat is opgesteld door Oranjewoud is in het geluidonderzoek rekening gehouden met de ontwikkeling van een nieuwe gemeentewerf, brandweerkazerne en milieustaat. Het betoog van [verzoeker sub 1] dat met deze ontwikkelingen geen rekening is gehouden mist in zoverre feitelijke grondslag.
Voorts heeft [verzoeker sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat het geluidonderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd.
2.8. In het rapport "Uitbreiding bedrijventerrein 't Hopveld, Nader onderzoek steenuil" van 26 januari 2009 dat is opgesteld door Oranjewoud staat dat geen vaste verblijfplaatsen van steenuilen in het plangebied aanwezig zijn. Weliswaar fungeert het plangebied als foerageergebied, maar dit gebied is niet van groot belang voor de instandhouding van vaste rust- en verblijfplaatsen van steenuilen in de omgeving. Het plangebied vormt slechts een klein onderdeel van de aanwezige territoria en verder zijn er voldoende alternatieve foerageergebieden.
De voorzitter overweegt dat [verzoeker sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de conclusies uit het steenuilenonderzoek onjuist zijn.
2.9. In het rapport "Natuurtoets 't Hopveld te Haaren, Onderzoek naar beschermde natuurwaarden" van mei 2007 dat is opgesteld door Oranjewoud staat dat in het plangebied geen beschermde plantsoorten zijn aangetroffen.
[verzoeker sub 1] heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de resultaten in dit rapport onjuist zijn.
2.10. Dat het plan een goot- en bouwhoogte van 6 respectievelijk 10 meter voor bedrijfsgebouwen in het binnengebied van het bedrijventerrein toelaat, betekent, gelet op de voorziene landschappelijke inpassing, nog niet zonder meer dat het landschappelijke karakter van de omgeving zal worden verstoord.
Met betrekking tot het bezwaar van [verzoeker sub 1] tegen het gebruik van plaatstaal voor bedrijfsbebouwing, overweegt de voorzitter dat dit bezwaar een welstandsaspect betreft. Dit aspect kan in het kader van de onderhavige procedure niet aan de orde komen.
2.11. Voorts heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van de noodzaak van een afschermende groenstrook tussen het woongebied achter de Oude Baan en het bedrijventerrein niet is gebleken. Daarbij heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat de afstand tussen de bestaande woningen langs de Oude Baan en de voorziene bedrijfsbestemming ongeveer 50 meter bedraagt en dat hiertussen woningen en tuinen zijn voorzien die als afscherming kunnen fungeren.
2.12. Het plan voorziet in de mogelijkheid tot vestiging van bedrijven uit categorie 2 en 3.1 in het plangebied. Snelbouw valt onder deze categorieën.
De voorzitter acht niet aannemelijk dat vestiging van bedrijven uit deze categorieën niet met een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat [verzoeker sub 1] de toelaatbaarheid van voornoemde categorieën niet heeft betwist. Voorshands ziet de voorzitter geen argumenten waarom het voorgaande voor Snelbouw anders zou zijn.
2.13. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek van [verzoeker sub 1] tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.14. Snelbouw betoogt dat de raad ten onrechte het plandeel "Bedrijf (B)" gewijzigd heeft vastgesteld dat betrekking heeft op de gronden aan de westzijde van het bedrijventerrein. In dit verband voert Snelbouw aan dat de raad het plan per amendement heeft gewijzigd, waardoor thans een representatieve zone van 25 meter is opgenomen die voorzien is van een aanduiding van de maximale goot- en bouwhoogte van 5 meter. Hierdoor wordt zijn bedrijfsvoering onmogelijk gemaakt. Daarnaast voert Snelbouw aan dat de bouwregels voor bedrijfsgebouwen die in de artikelen 4.2.1, onder b, 4.2.2, onder c, en 4.2.2, onder d, van de planregels zijn opgenomen in strijd zijn met gemaakte afspraken. Dit laatste geldt ook voor artikel 4.1.f. van de planregels waarin een maximale brutovloeroppervlakte van 100 m² aan kantooractiviteiten is vastgelegd. Voorts komt Snelbouw op tegen het volgens de zienswijzennota verboden gebruik van het bedrijventerrein als opslagplaats.
Daarnaast betoogt Snelbouw dat de raad ten onrechte het plandeel "Groen (G)" heeft vastgesteld dat betrekking heeft op de gronden aan de noordwestzijde van het bedrijventerrein. Snelbouw voert in dit verband aan dat artikel 5.3.1, onder a, van de planregels, waarin is neergelegd dat de breedte van ontsluitingen voor bedrijfspercelen niet meer mag bedragen dan 5 meter, in strijd is met gemaakte afspraken.
Voorts betoogt Snelbouw dat de raad ten onrechte het plandeel "Wonen (W)" heeft vastgesteld dat betrekking heeft op de percelen langs de Oude Baan. Snelbouw vreest dat de voorziene woonbebouwing het zonlicht op het bedrijventerrein zal beperken.
Verder betoogt Snelbouw dat de raad ten onrechte het plandeel "Wonen (W)" heeft vastgesteld dat betrekking heeft op het perceel op de hoek Oude Baan/Kantstraat. Snelbouw voert in dit verband aan dat de raad ten onrechte het bouwperceel in dit plandeel niet heeft voorzien tot drie meter afstand vanaf de naastgelegen bedrijfsbestemming.
Tot slot betoogt Snelbouw dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Tuin (T)", die mede voorziet in water, heeft vastgesteld voor zover dat betrekking heeft op het perceel op de hoek Oude Baan/Kantstraat. Snelbouw beoogt hiermee de demping van de bestaande sloot in dit plandeel te bereiken.
2.15. Het beroep van Snelbouw voor zover gericht tegen de artikelen 4.1.f., 4.2.1, onder b, 4.2.2, onder c, en 4.2.2, onder d, van de planregels, alsmede het verbod ter zake van het gebruik van het bedrijventerrein als opslagplaats voor afval, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. Dit geldt ook voor het beroep voor zover gericht tegen het plandeel "Groen (G)" en het plandeel "Wonen (W)" dat betrekking heeft op de percelen langs de Oude Baan.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, voorschriften of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Derhalve verwacht de voorzitter dat het beroep van Snelbouw voor zover dit is gericht tegen voornoemde plandelen in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.15.1. In het plan is aan de representatieve zone in het plandeel "Bedrijf (B)" een aanduiding van de maximale goot- en bouwhoogte toegekend van 5 meter.
Snelbouw is niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op het plandeel en voornoemde aanduiding.
Een voorlopige voorziening die zou voorzien in een hogere maximale goot- en bouwhoogte acht de voorzitter te verstrekkend, aangezien hiermee onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan, terwijl niet kan worden uitgesloten dat het standpunt van de raad, ofschoon de voorzitter twijfels heeft over de zorgvuldigheid daarvan, in de bodemprocedure in stand zal blijven.
2.15.2. Snelbouw is evenmin gebaat bij schorsing van het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op het plandeel "Wonen (W)" dat betrekking heeft op het perceel op de hoek Oude Baan/Kantstraat.
Een voorlopige voorziening die zou voorzien in de verschuiving van het bouwblok op dit plandeel acht de voorzitter eveneens te verstrekkend, nu ook hiermee onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan, terwijl niet kan worden uitgesloten dat het standpunt van de raad in de bodemprocedure in stand zal blijven.
2.15.3. Met betrekking tot de stelling van de Snelbouw dat de sloot in het desbetreffende plandeel "Tuin (T)" moet worden gedempt nu de begroeiing bij de sloot tot overlast kan leiden, overweegt de voorzitter dat het om een bestaande situatie gaat die als zodanig is bestemd en dat niet is gebleken dat deze bestemming tot een feitelijk onomkeerbare situatie kan leiden. Bovendien ontbreekt aan het treffen van een voorlopige voorziening voor zover dit is gericht tegen voornoemd plandeel een spoedeisend belang, nu Snelbouw geen eigenaar is van de desbetreffende grond.
2.16. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek van Snelbouw tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2010