In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 augustus 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode. Dit college had op 27 april 2010 aan [verzoekster A] lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot een paardenhouderij met camping op het perceel [locatie] te [plaats]. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 augustus 2010, waarbij het college vertegenwoordigd was door J.A.F.M. van Vorstenbosch.
De voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de last onder dwangsom inhoudt dat het gebruik van het perceel als camping gestaakt moet worden, omdat hiervoor geen milieuvergunning is verleend. Dit standpunt is bevestigd door een eerdere uitspraak van de voorzitter op 28 juni 2010, waarin een vergelijkbaar verzoek van [verzoeker] werd afgewezen. [verzoeker] voerde aan dat de voorzitter de door hem ingediende nadere stukken ten onrechte niet had betrokken bij de beoordeling van het eerdere verzoek. De voorzitter concludeerde echter dat deze stukken wel degelijk in het dossier waren opgenomen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere beoordeling.
De voorzitter oordeelde dat het college terecht handhavend had opgetreden, omdat er geen goedgekeurde melding was gedaan voor de exploitatie van de camping. De stelling van [verzoeker] dat [verzoekster A] niet in strijd met de Wet milieubeheer had gehandeld, werd verworpen. Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.