ECLI:NL:RVS:2010:BN4271

Raad van State

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908599/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Beetsterzwaag-Van Lyndenpark en verkeersoverlast

Op 5 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Opsterland het bestemmingsplan "Beetsterzwaag-Van Lyndenpark" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft appellante, wonend in de gemeente Opsterland, op 20 november 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn later aangevuld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 18 juni 2010, waar appellante werd vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert en de raad door mr. A. Kramer. Woningcorporatie Elkien was ook als partij aanwezig.

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 63 woningen in het Van Lyndenpark. Tijdens de zitting heeft appellante haar beroep beperkt tot de plandelen die betrekking hebben op een elftal woningen waarvoor nog geen in rechte onaantastbare bouwvergunning is verleend. Appellante vreest overlast en verminderd wooncomfort door de toename van verkeer over de Van Lyndenlaan. Ze betoogt dat de ruimtelijke onderbouwing van het plan onjuist is, omdat het verkeersonderzoek uitgaat van de bouw van 65 woningen, terwijl het woningprogramma van de gemeente 85 woningen vermeldt. Dit wordt door appellante als een essentieel gebrek gezien.

De raad heeft echter gesteld dat de woning van appellante aan de Van Lyndenlaan ligt, ten zuiden van het plangebied, en dat de invloed van het verkeer op haar woning nagenoeg nihil is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen geen aanleiding gezien om het verkeerskundig onderzoek onzorgvuldig te achten. De Afdeling concludeert dat het plan in redelijkheid kan worden gesteld dat het strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908599/1/R3.
Datum uitspraak: 18 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats], gemeente Opsterland,
appellante,
en
de raad van de gemeente Opsterland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Beetsterzwaag-Van Lyndenpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 december 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Kramer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Woningcorporatie Elkien als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1 Het plan voorziet in de bouw van 63 woningen in het Van Lyndenpark in Beetsterzwaag.
2.1.1 Ter zitting is het beroep beperkt tot de plandelen die betrekking hebben op een elftal woningen waarvoor nog geen in rechte onaantastbare bouwvergunning is verleend. Voorts is ter zitting te kennen gegeven dat de argumenten met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur en het akoestisch onderzoek niet worden gehandhaafd.
2.2 [appellante] vreest overlast en verminderd wooncomfort als gevolg van de toename van verkeer over de Van Lyndenlaan. Zij betoogt dat de ruimtelijke onderbouwing van het plan onjuist is nu het verkeersonderzoek uitgaat van de bouw van 65 woningen terwijl in het woningprogramma van de gemeente Opsterland wordt uitgegaan van 85 woningen. [appellante] acht dit een essentieel gebrek nu in het verkeerskundig onderzoek te kennen wordt gegeven dat de grens van de capaciteit van de Van Lyndenlaan, gegeven de kwetsbaarheid en de functie daarvan, zo langzamerhand wel is bereikt. Dit klemt temeer nu bij het onderzoek geen rekening is gehouden met de uitbreiding van de Stichting Revalidatie Friesland en de bij die uitbreiding gehanteerde cijfers van verkeersbewegingen op de Hoofdstraat onjuist zijn gebleken.
2.3 De raad heeft er op gewezen dat de woning van [appellante] aan de Van Lyndenlaan ligt, ten zuiden van het plangebied. Tegenover haar woning, aan de andere kant van de Van Lyndenlaan en ten zuidwesten van het plangebied, ligt het terrein van Stichting Revalidatie Friesland. Ten zuiden van haar woning kruist de Van Lyndenlaan de Hoofdstraat. In dit verband heeft de raad ter zitting gesteld dat de Stichting Revalidatie Friesland na de uitbreiding beschikt over twee parkeerterreinen, waarbij het ene is ontsloten ten noordwesten van de woning van [appellante] en het andere ten zuiden van die woning, zodat de invloed op het tussenliggende weggedeelte, waaraan de woning van [appellante] ligt, nagenoeg nihil is. De afwikkeling van het verkeer van het noordelijke parkeerterrein zal veelal in noordwestelijke richting plaatsvinden en van het zuidelijke parkeerterrein veelal aan de zuidzijde, op de Hoofdstraat, aldus de raad.
2.4 De Afdeling ziet in het door [appellante] aangevoerde geen aanleiding om het uitgevoerde verkeerskundig onderzoek onzorgvuldig te achten. Daarbij is in aanmerking genomen dat bij dat onderzoek terecht is uitgegaan van de bouw van 65 woningen nu nog niet planologisch is voorzien in de door [appellante] bedoelde extra woningen. Gelet voorts op hetgeen de raad heeft uiteengezet ten aanzien van de afwikkeling van het verkeer aan de noordwest- en zuidzijde van het terrein van Stichting Revalidatie Friesland, ziet de Afdeling ook anderszins geen grond voor het oordeel dat het onderzoek berust op onjuiste gegevens dan wel dat [appellante] onaanvaardbare verkeersoverlast zal ondervinden door de realisatie van de elf woningen.
2.6 In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2010
45-662.