200909941/1/R3.
Datum uitspraak: 25 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Haaksbergen,
verweerder.
Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Haaksbergen Dorp, deelplan Hassinkbrink, partiële herziening Hassinkborgh" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. G. van der Wens, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de realisatie van voorzieningen ten behoeve van kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en sport op de hoek van de Hengelosestraat en de Noordsingel waarbij het zuidelijk deel van het plangebied mede is bestemd voor onderwijsdoeleinden.
2.2. [appellant] vreest dat hij door de beoogde realisatie van de school en het kinderdagverblijf overlast zal ondervinden nu daarvan een verkeersaantrekkende werking zal uitgaan en er parkeerproblemen zullen ontstaan doordat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid.
[appellant] stelt dat door de voorziene bouw van kantoorpanden van drie bouwlagen aan de Noordsingel zijn privacy wordt verminderd waardoor de waarde van zijn woning achteruit zal gaan.
Verder voert [appellant] aan dat het plan voorziet in te weinig groen- en watervoorzieningen en dat een geluidswal tegen geluidsoverlast verder had moeten worden doorgetrokken waardoor deze tussen zijn woning en het plangebied zou komen te liggen. Ook de uitstraling van de omgeving wordt aangetast door de mogelijkheden die het plan biedt, aldus [appellant].
Tot slot stelt [appellant] dat niet duidelijk is voor welke doeleinden de gronden met de bestemming "Gemengd" bedoeld zijn. In dit kader vreest [appellant] voor de opvang van drugs- en/of alcoholverslaafden, een plek voor hangjongeren of de opvang voor mensen met een crimineel verleden.
2.3. De raad voert aan dat het parkeertekort bij de school en het kinderdagverblijf beperkt zal zijn door een verwachte spreiding van breng- en haaltijden. Daarnaast is het mogelijk om tijdens breng- en haaltijden te parkeren in de omgeving. Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking stelt de raad dat er wordt voorzien in een extra ontsluiting die moet zorgen voor een goede doorstroming en afwikkeling van tijdelijke verkeersdrukte.
De aanleg van groen- en watervoorzieningen en de uitstraling van het gebied wordt afdoende geacht. Dit komt tot uiting in het stedenbouwkundig plan.
De raad stelt zich verder op het standpunt dat de planregels voldoende duidelijk maken wat wel en niet is toegestaan op de gronden met de bestemming "Gemengd". Mede gegeven het gebruiksverbod ten aanzien van seksinrichtingen en drugsopvang, bestaat er geen aanleiding om overlast te veronderstellen.
2.4. Ingevolge artikel 3.1, onder a, van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Gemengd" bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, ten behoeve van uitsluitend gezondheidszorg, naschoolse opvang, bibliotheek, openbare dienstverlening, kinderdagverblijf, dierenarts en praktijkruimte. Ook zijn de gronden bestemd voor kantoren, dienstverlening en sport. Ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn de gronden tevens bestemd voor onderwijsdoeleinden.
Ingevolge artikel 3.5 van de planregels is het verboden om de in de bestemming "Gemengd" begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken of gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting, bewoning en/of ten behoeve van drugsopvang.
Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden, voor zover van belang, bestemd voor groenvoorzieningen en water.
Ingevolge artikel 4.1, onder b, van de planregels zijn ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' de gronden tevens bestemd voor ontsluiting van gronden met de bestemming "Gemengd" en de aanduiding 'onderwijs'.
Blijkens de verbeelding geldt de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' voor gronden met de bestemming "Gemengd". Het reeds aanwezige kantoorpand in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied heeft een hoogte van veertien meter. Voor de overige perceelsgedeelten gelden maximale bouwhoogtes van acht, tien en elf meter.
Voorts blijkt uit de stukken dat het hele plangebied wordt begrensd door een strook met de bestemming "Groen". Ook in de kern van het plangebied is voorzien in die bestemming. De planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, schrijven verder voor dat de verkeersontsluiting plaatsvindt aan de oostzijde van het plangebied.
Tussen de woning van [appellant] en het oostelijk daarvan gelegen plangebied ligt een groenstrook en staat een woning. De afstand van de woning van [appellant] tot het dichtst bijgelegen bebouwingsvlak bedraagt ongeveer 30 meter.
2.5. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat hij verkeers- en parkeeroverlast zal ondervinden, overweegt de Afdeling het volgende. In het plan is vastgelegd dat de ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer uitsluitend aan de oostzijde kan plaatsvinden. Daarnaast wordt voorzien in een extra ontsluiting tijdens schooluren die ook aan de oostzijde van het plan gesitueerd zal worden. Blijkens de stukken is het aantal benodigde parkeerplaatsen berekend volgens de door het kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW opgestelde normen. Niet is aannemelijk gemaakt dat deze berekeningen onjuist zijn uitgevoerd. Gelet hierop, alsmede op de parkeervoorzieningen in relatie tot de te bouwen kantoorpanden en de ontsluiting aan de oostzijde is niet aannemelijk geworden dat een en ander een onaanvaardbare verslechtering van de verkeers- en parkeersituatie voor [appellant] met zich brengt en ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid het voorschrijven van verdergaande geluidsvoorzieningen achterwege heeft kunnen laten. Overigens heeft de raad ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn de geluidwal tot voorbij de woning van [appellant] door te trekken.
2.6. Hoewel aannemelijk is dat er sprake is van enige vermindering van privacy is er, gelet op de afstand tussen zijn woning en de perceelsgedeelten waar gebouwd kan worden, de tussenliggende woning en de groenstrook, naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een onevenredige aantasting van het woongenot van [appellant] dan wel de waarde van zijn woning. Ook anderszins ziet de Afdeling, gelet op de afstand van het plangebied tot de woning van [appellant] en de tussenliggende groenstrook, geen grond voor het oordeel dat het gebruik van de voorzieningen met de bestemming "Gemengd" onaanvaardbare hinder zullen veroorzaken. Voor het oordeel dat het plan voorziet in te weinig groen- en watervoorzieningen ziet de Afdeling evenmin geen grond, gelet op de begrenzing van het plangebied door een groenstrook, waaronder in het plan ook water is begrepen, langs en in de kern van het plangebied.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2010