ECLI:NL:RVS:2010:BN5678

Raad van State

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000699/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan gemeente Arnhem en beroep tegen toekenning woonbestemming

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Spijkerkwartier-Boulevardkwartier-Spoorhoek" door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Het college heeft op 12 november 2009 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de raad van de gemeente Arnhem op 29 juni 2009 was vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld op 16 februari 2010. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 13 augustus 2010, waar de appellant en vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren.

De appellant betwist de toekenning van de bestemming "Wonen" aan zijn perceel, omdat hij meent dat dit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij wijst op de verkeersoverlast, luchtverontreiniging, trillingen en andere hinder die het gebruik van de steeg naast zijn woning met zich meebrengt. Daarnaast stelt hij dat het pand niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening. Het college heeft echter gesteld dat het pand legaal bewoond wordt en dat de woonbestemming in lijn is met de feitelijke situatie.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het college in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de toekenning van de woonbestemming aan het perceel niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft vastgesteld dat het gebouw sinds 2000 als woning in gebruik is en dat er geen plannen zijn voor ander gebruik. De eerdere afwijzing van een verzoek van de appellant om verkeersmaatregelen te nemen, ondersteunt het oordeel dat de verkeershinder niet zodanig is dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar is. De Afdeling concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201000699/1/R2.
Datum uitspraak: 1 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2009 heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Arnhem bij besluit van 29 juni 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Spijkerkwartier-Boulevardkwartier-Spoorhoek".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. de Meulder, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door mr. A.W. Bekamp, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het beroep van [appellant] richt zich tegen de toekenning van de bestemming "Wonen" aan het perceel [locatie] op welk perceel [appellant] woonachtig is. [appellant] stelt dat de toekenning van de bestemming "Wonen" aan het perceel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening gelet op de hoeveelheid verkeer die door de steeg naast de woning rijdt. [appellant] voert daartoe aan dat het verkeer luchtverontreiniging, trillingen en geluids- en stankoverlast veroorzaakt waardoor er in de woning geen goed woon- en leefklimaat te realiseren is. Bovendien zorgen de inrichting van de steeg en de hoeveelheid verkeer voor een verkeersonveilige situatie. Daarnaast stelt [appellant] dat het pand niet geschikt is voor bewoning aangezien het niet voldoet aan de eisen als opgenomen in het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening.
2.3. Het college heeft het plandeel niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening en het recht geacht. Daarbij heeft hij aangevoerd dat het pand legaal bewoond wordt en bewoning op grond van het voorgaande plan ook al was toegestaan. Nu het plan niet voorziet in een wijziging van de bestemming acht het college het aanvaardbaar om aan het perceel zonder nader onderzoek een woonbestemming toe te kennen.
2.4. Met betrekking tot de vraag of het perceel [locatie] terecht de bestemming "Wonen" heeft gekregen acht de Afdeling in de eerste plaats, met het college, van belang dat niet in geschil is dat het op dit perceel opgerichte gebouw sinds 2000 in gebruik is als woning en dat het voorgaande plan dit gebruik ook toestond. De woonbestemming voorziet derhalve in voortzetting van de feitelijk bestaande en planologische situatie. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] voornemens is de woning binnen de planperiode voor andere doeleinden te gaan gebruiken dan voor wonen. Evenmin is gebleken dat het gemeentebestuur ander gebruik dan voor woondoeleinden nastreeft. Onder deze omstandigheden ligt het in beginsel in de rede om het perceel een woonbestemming te geven.
2.5. Bij besluit van 24 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem zijn afwijzende beslissing gehandhaafd op een verzoek van [appellant] om de naast de woning gelegen steeg af te sluiten of anderszins te herinrichten vanwege de ernstige hinder van het verkeer dat gebruik maakt van de steeg. Over dit besluit heeft de Afdeling zich, rechtsprekende in hoger beroep, uitgesproken bij uitspraak (nr.
200507460/1) en daarbij overwogen dat de door [appellant] naar voren gebrachte belangen niet zo zwaar wegen dat tot de gevraagde verkeersmaatregel had moeten worden overgegaan.
Deze uitspraak biedt steun voor het oordeel dat het verkeer niet zodanig veel hinder tot gevolg heeft dat er in de woning geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat meer zou zijn. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen op grond waarvan het college bij het bestreden besluit niet of niet dan na nader onderzoek tot een zelfde oordeel heeft kunnen komen.
2.6. Met betrekking tot de beroepsgrond dat de woning niet voldoet aan het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening overweegt de Afdeling dat voor het in gebruik nemen van de woning een woonvergunning is verleend. Nu de woning als zodanig legaal in gebruik is, is de vraag of voldaan wordt aan de vereisten van het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening voor bestaande situaties een vraag is die in deze procedure niet aan de orde kan komen. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de woning op zodanige punten niet voldoet aan het Bouwbesluit of de gemeentelijke bouwverordening dat dit niet dan met ingrijpende maatregelen te verhelpen is. De Afdeling ziet geen grond om te oordelen dat het Bouwbesluit of de gemeentelijke bouwverordening een beletsel vormden om aan het perceel een woonbestemming toe te kennen.
Het betoog slaagt niet.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. De Rooy
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010
59-674.