ECLI:NL:RVS:2010:BN5697

Raad van State

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909819/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.J.C. van Geel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan ex artikel 11 WRO voor perceel De Baan 37 in Oude Wetering

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 september 2010 uitspraak gedaan over het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 17 november 2009 goedkeuring verleende aan een wijzigingsplan voor het perceel De Baan 37 in Oude Wetering. Dit wijzigingsplan was vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem op 15 september 2009. De vereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Kaag en Braassem, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat het college van burgemeester en wethouders haar niet in de gelegenheid had gesteld om haar zienswijze toe te lichten. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 juli 2010, waarbij de appellante en de verweerder vertegenwoordigd waren.

De Raad overweegt dat het college van gedeputeerde staten bij de goedkeuring van het wijzigingsplan moet toetsen of aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan en of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De appellante betoogde dat niet was voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde dat er schaalvergroting of reconstructie had plaatsgevonden. De Raad concludeert dat het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en dat het college van gedeputeerde staten onterecht goedkeuring heeft verleend. Het beroep van LTO Noord is gegrond verklaard, het besluit van het college is vernietigd en goedkeuring aan het wijzigingsplan is onthouden.

Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante, die in verband met de behandeling van het beroep zijn gemaakt. De Raad heeft ook bepaald dat het college het griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door overheidsinstanties en de noodzaak om belanghebbenden de gelegenheid te geven hun zienswijzen naar voren te brengen.

Uitspraak

200909819/1/R1.
Datum uitspraak: 1 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Noord,
afdeling Kaag en Braassem, gevestigd te Roelofarendsveen,
gemeente Kaag en Braassem,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2009, kenmerk PZH-2009-139159150, heeft het college van gedeputeerde staten besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem bij besluit van 15 september 2009 vastgestelde "Wijzigingsplan ex artikel 11 WRO voor het perceel De Baan 37 in Oude Wetering (gedeeltelijk)".
Tegen dit besluit heeft LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2009, beroep ingesteld.
De erven van [belanghebbende] en het college van burgemeester en wethouders hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2010, waar LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, vertegenwoordigd door ing. E.W. Lamberts, werkzaam bij LTO Noord Advies, en [voorzitter] van LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, is verschenen. Voorts is als partij het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. V. Platteeuw, werkzaam bij de gemeente, ter zitting gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college van gedeputeerde staten te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op het college van gedeputeerde staten de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college van gedeputeerde staten erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 15, derde lid, van de voorschriften bij het bestemmingsplan "De Baan en Sotaweg" (hierna: het bestemmingsplan). Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming "Glastuinbouw (G)" met de aanduiding "bedrijfswoning toegestaan" van een gedeelte van het perceel De Baan 37 te Oude Wetering in de bestemming "Woondoeleinden (W)".
2.3. LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, voert aan dat het college van burgemeester en wethouders haar ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld haar ingebrachte zienswijze toe te lichten.
2.3.1. De toe te passen procedureregels zijn in artikel 15, vijfde lid, van de voorschriften bij het bestemmingsplan opgenomen. Niet is gebleken dat hier niet aan is voldaan. De Afdeling overweegt voorts dat in de WRO noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling is aan te wijzen op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders verplicht is de indiener van een zienswijze tegen een ontwerpwijzigingsplan te horen alvorens tot besluitvorming over te gaan.
Voor het oordeel dat het college van burgemeester en wethouders in dit geval onzorgvuldig heeft gehandeld door belanghebbenden niet te horen, bestaat geen grond.
2.4. LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, betoogt dat niet is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde in artikel 15, derde lid, aanhef en onder 1, van de voorschriften bij het bestemmingsplan.
2.4.1. Ingevolge artikel 15, derde lid, aanhef en onder 1, van de voorschriften bij het bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de WRO, de bestemming "Glastuinbouw (G)" ter plaatse van de nadere aanduiding "bedrijfswoning toegestaan" op de plankaart te wijzigen in de bestemming "Woondoeleinden (W)", mits er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden.
2.4.2. Volgens het advies van de Stichting Agrarische beoordelingscommissie van 10 oktober 2008 heeft er geen schaalvergroting of reconstructie plaatsgevonden, maar is het bedrijf beëindigd. Niet gebleken is dat dit onjuist is. Gelet op het vorenstaande is niet voldaan aan artikel 15, derde lid, aanhef en onder 1, van de voorschriften bij het bestemmingsplan. Het argument van het college van burgemeester en wethouders dat de bestemming "Glastuinbouw" niet passend is voor dit perceel, wat daarvan ook zij, alsmede het argument dat op termijn schaalvergroting zal gaan plaatsvinden, doet aan het voorgaande niets af.
2.5. De conclusie is dat hetgeen LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 11 van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 15, derde lid, aanhef en onder 1, van de voorschriften bij het bestemmingsplan. Door het wijzigingsplan niettemin goed te keuren, heeft het college van gedeputeerde staten gehandeld in strijd met deze bepalingen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren geen bespreking meer.
De Afdeling ziet voorts aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van het verzoek van LTO Noord, afdeling Kaag en Braassem, om het college te veroordelen in de kosten van een door haar ter zitting meegebrachte deskundige, overweegt de Afdeling als volgt. De kosten verbonden aan het meebrengen van een deskundige komen slechts voor vergoeding in aanmerking, indien overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Awb, daarvan mededeling is gedaan. Reeds omdat deze mededeling niet is gedaan, dient een proceskostenveroordeling in zoverre achterwege te blijven.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 17 november 2009, kenmerk PZH-2009-139159150;
III. onthoudt goedkeuring aan het "Wijzigingsplan ex artikel 11 WRO voor het perceel De Baan 37 in Oude Wetering (gedeeltelijk)";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij de vereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Kaag en Braassem, in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 447,05 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro en vijf cent), waarvan een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de vereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Kaag en Braassem, het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.J.C. van Geel, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Geel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2010
466-668.